H5.3 Halveringstijd

Hoofdstuk 5 paragraaf 3
Halveringstijd
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5 paragraaf 3
Halveringstijd

Slide 1 - Tekstslide

Rn-218 vervalt, welke dochterkern ontstaat er dan?
A
Ra-224
B
At-218
C
Pb-214
D
Po-214

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Video

Wanneer springen er per seconde meer schuimbellen kapot?
A
Als je veel schuim hebt
B
Als je weinig schuim hebt
C
Als je geen schuim hebt
D
De hoeveelheid schuim maakt niet uit.

Slide 4 - Quizvraag

Halveringstijd
Radioactieve stoffen vervallen. 

Dit zorgt ervoor dat er steeds minder van deze stof over blijft. 

De halveringstijd t1/2 is de tijd waarin de helft van het aantal atoomkernen vervallen is. 

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Er zijn op t = 0 s N = 8,0 x 1020 instabiele kernen. De halveringstijd van deze stof is 2,0 jaar. 

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Er zijn op t = 0 N = 8,0 x 1020 instabiele kernen. De halveringstijd van deze stof is 2,0 jaar. 

t = 0 jaar: N = 8,0 x 1020

t = 2,0 jaar:

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
Er zijn op t = 0 N = 8,0 x 1020 instabiele kernen. De halveringstijd van deze stof is 2,0 jaar. 

t = 0 jaar: N = 8,0 x 1020 

t = 2,0 jaar: N = 4,0 x 1020

t = 4,0 jaar:

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
Er zijn op t = 0 N = 8,0 x 1020 instabiele kernen. De halveringstijd van deze stof is 2,0 jaar.

t = 0 jaar: N = 8,0 x 1020 

t = 2,0 jaar: N = 4,0 x 1020 

t = 4,0 jaar: N = 2,0 x 1020 

Slide 9 - Tekstslide

t = 4,0 jaar: N = 2,0 x 10^20 kernen

Op t = 6,0 jaar: N = ?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Toeval
Je weet niet welke atoomkern gaat vervallen. 

Je weet wel dat in de halveringstijd de helft van de kernen is vervallen. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Je kan dit ook in een formule zetten. 


Formules
N=N0(21)n
n=t21t
N0: Aantal niet vervallen kernen op t= 0
N: Aantal overgebleven niet vervallen kernen na n halveringstijden 
n: Aantal verlopen halveringstijden

t: Verstreken tijd
t1/2: Halveringstijd

Slide 14 - Tekstslide

Er zijn 23 x 10^18 radioactieve uraniumkernen.
Hoeveel radioactieve uraniumkernen zijn er na 5 halfwaardetijden nog over?

Slide 15 - Open vraag

Het verband tussen Activiteit en N.
Als er veel radioactieve kernen (N) zijn.
  • Dan vervallen er ook veel kernen.
  • Dan is de activiteit (A) dus hoog. 

Slide 16 - Tekstslide

Oefenen
Maak opgave 25, 26 en 27.

Slide 17 - Tekstslide