Je gaat zoals vorige week besproken een levensverhaal schrijven. Je gebruikt de theorie uit de lessen om je levensverhaal aan te vullen. Je start met de levensfase: Baby Je maakt een voorblad, inleiding en inhoudsopgave en daarna begin je met de baby-tijd en gebruik je de volgende vragen:
1) Baby:
a) Schrijf een stuk hoe jij was als baby (min. ½ A4 tekst)
- Hoe is je band met je ouders/verzorgers?
- Hoe was de bevalling?
- Hoe was je als baby?
- Wat deed je?
- Hoe zag je eruit?
- Welke mensen waren voor jou belangrijk en waarom?
- Wat was een sleutelervaring in deze leeftijdsfase?
2) Hoe was jij als baby als het gaat over de ontwikkelingsaspecten? (min. 1 A4)
- Hoe verliep jouw lichamelijke/ motorische ontwikkeling?
- Hoe verliep jouw verstandelijke/ cognitieve ontwikkeling?
- Hoe verliep jouw sociaal-affectieve/ sociaal-emotionele ontwikkeling?