Kua begrippen beeldend

• Kunst
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Kua les 3

Lesdoel

• Je kunt het onderscheid aangeven tussen voorstelling, vormgeving en betekenis van een kunstwerk
• Je hebt kennis gemaakt met de belangrijkste aspecten
  die je gebruikt bij het analyseren van de vormgeving
   bij beeldende kunst.

Vormgeving beeldende kunst

Aspecten

• vorm
• kleur
• licht
• ruimte
• compositie 

Let ook op

• materialen
• technieken

Kleurcontrasten

Een contrast is een tegenstelling.

Een kleurcontrast is een tegenstelling in kleur. Door kleuren met een tegenstelling bij elkaar te plaatsten versterken de kleuren elkaar. 

Koud–warm contrast

een warme kleur naast een koude kleur geeft een koud-warmcontrast

Complementair contrast

deze kleuren versterken elkaar, ze staan recht tegenover elkaar in de kleurencirkel.

dit zijn: 

paars-geel, 

rood-groen,

blauw-oranje.

Licht-donker contrast

• dit is het verschil tussen lichte en donkere kleuren  
  
• wit -zwart is het grootste contrast 
  
• je maakt kleuren donkerder of lichter door het bijmengen van zwart of wit
  

Wat is perspectief?

Perspectief is een trucje om op het platte vlak diepte te creëren. Bijvoorbeeld bij een schilderij of tekening.

Lijnperspectief

Bij lijnperspectief speelt de horizon een grote rol. 

Er zijn 3 soorten lijnperspectief:

• met 1 verdwijnpunt
• met 2 verdwijnpunten
• met 3 verdwijnpunten

Atmosferisch perspectief

De kleuren worden naar de achtergrond toe vager. In sommige werken worden ze ook blauwer of groener van kleur.

Kleurperspectief

Door het gebruik van warme kleuren op de voorgrond en koude kleuren op de achtergrond krijg je meer diepte in je werk.

Standpunten

Horizon en verdwijnpunt kunnen op verschillende hoogtes voorkomen. 

Waar, dat hangt af van het standpunt van de kunstenaar .

Vormgeving

Vormgeving beeldende kunst

Aspecten

• vorm
  
• kleur
• licht
• ruimte
• compositie 

Let ook op

• materialen
• technieken

Pieter Bruegel De boerendans (1567)

Marianne von Werefkin
Ave Maria (1927)

Opdracht

Maak in tweetallen de opdrachten op blz 151 (vwo blz 163)
van je werkboek en vul deze in de volgende slides in.

1. Bekijk afb.1 en V001. Op dit schilderij van Pieter Bruegel is het een vrolijke bedoening.
Noem drie aspecten van de voorstelling die deze vrolijkheid weergeven.

2. Bekijk afb.1 en V001. Op dit schilderij van Pieter Bruegel is het een vrolijke bedoening.
Noem twee aspecten van de vormgeving die deze vrolijkheid ondersteunen.

3. Bekijk afb.1. Dit schilderij maakt een ruimtelijke indruk.
Noem drie technieken voor ruimtesuggesties waarmee de schilder dit heeft bereikt

4. Bekijk afb.1 en V001. Bruegel weet op dit schilderij te bereiken dat wij als kijker betrokken worden bij het tafereel.
Noem twee manieren waarop hij dit heeft gedaan.

5. Bekijk afb.2. Op het schilderij van Von Werefkin is lijnperspectief toegepast. Toch zijn er in het schilderij aspecten die de ruimtesuggestie tegengaan.
Noem er twee.