Kijken en luisteren 2023

IE - Luisteren
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

IE - Luisteren

Slide 1 - Tekstslide

Soorten vragen
  1. begripsvragen
  2. interpretatievragen
  3. evaluatievragen
  4. opzoekvragen
  5. samenvattingsvragen

Slide 2 - Tekstslide

Begripsvragen
  1. Komen vaakst voor
  2. Antwoord is uit de tekst te herleiden

Slide 3 - Tekstslide

Interpretatievragen
  1. Verplaatsen in de spreker/schrijver
  2. Conclusie trekken
  3. Wat zou de spreker/schrijver hiermee bedoelen?

Slide 4 - Tekstslide

Evaluatievragen
  1. Wat is het doel van de tekst?
  2. Wat is de doelgroep van de tekst?
  3. Wat is de samenhang in de tekst?
  4. Is de argumentatie aanvaardbaar of niet? En waarom?

Slide 5 - Tekstslide

Opzoekvragen
  1. Is de bron betrouwbaar?
  2. Gegevens van schema's, grafieken, etc. kunnen weergeven.

Slide 6 - Tekstslide

Samenvattingsvragen
  1. Wat is de beste samenvatting van de tekst?
  2. Wat hoort niet in de samenvatting thuis?
    (nieuwe gegevens, voorbeelden, details, ...)

Slide 7 - Tekstslide

Luisterstrategiën

Slide 8 - Tekstslide

Start ...
... altijd met het beluisteren van het gehele fragment
  • tekstsoort
  • tekstdoel
  • onderwerp/hoofdgedachte (beter begrip van context)
  • je hebt ook het einde gehoord
  • je onthoud informatie beter dan stukjes te lezen
  • en je weet onderdelen terug te vinden

Slide 9 - Tekstslide

Verkennend luisteren
  1. Wat is de bron?
  2. Wat is de titel van het stuk?
  3. Luister naar de intro of de aankondiging.
  4. Hoe is de toon van de tekst?
  5. Hoe is het taalgebruik?

Slide 10 - Tekstslide

Globaal luisteren
  1. Wat is de rode draad?
  2. Niet op de details letten.

Slide 11 - Tekstslide

Gericht luisteren
  1. Voor een antwoord op een specifieke vraag.
  2. Let op een bepaalde term of naam.
  3. Luister of bekijk een fragment nogmaals.

Slide 12 - Tekstslide

Intensief luisteren
  1. Alle informatie is belangrijk.
  2. In geval van een examen.

Slide 13 - Tekstslide

Start luisterfragment

Je luistert eerst naar het gehele fragment.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

17

Slide 16 - Video

00:33
Waarmee onderbouwt Arjan Lubach zijn inleiding?

Slide 17 - Open vraag

01:09
Arjan Lubach noemt twee beroepen waarin deze leerlingen straks gaan werken. Welke signaalwoorden gebruikt hij daarbij?

Slide 18 - Open vraag

01:19
Noem twee gevolgen uit het fragment van het niet of slecht kunnen lezen?

Slide 19 - Open vraag

01:27
Welke drogreden gebruikt Arjan Lubach hier.
A
generalisatie
B
beroep op autoriteit
C
cirkelredenatie
D
bespelen van het publiek

Slide 20 - Quizvraag

02:04
Wat is de functie van het voorbeeld over de schrijver 'Kluun'
A
shockeren van het publiek
B
voorbeeld geven
C
oorzaak-gevolg aangeven
D
amuseren van het publiek

Slide 21 - Quizvraag

03:50
Wat is de kleur van de kleding van het onderwerp dat Arjan Lubach aankaart?

Slide 22 - Open vraag

04:59
Arjan Lubach laat een boek zien en vervolgens een filmpje. Van welk verband maakt hij hier gebruik?
A
oorzaak-gevolg
B
voorbeelden
C
kenmerken
D
voor- en nadelen

Slide 23 - Quizvraag

05:13
Van welke drogreden maakt Arjan Lubach hier gebruik?
A
autoriteit
B
generalisatie
C
cirkelredenatie
D
bespelen van publiek

Slide 24 - Quizvraag

05:28
Begrijpend lezen
Gaat over het begrijpen van geschreven taal.
Het gaat om het begrijpen, om het snappen, het bevatten, het doorhebben, het inleven, dus dat je het goed kan volgen. Begrijpen is het tegenovergestelde van onbegrip en misverstand.
Kern van begrijpend lezen: het aanbrengen van samenhang in een tekst door het leggen van verbanden tussen stukjes informatie uit de tekst en de achtergrondkennis van de lezer.
Lezer begrijpt de tekst, dan levert dit de lezer ook weer nieuwe kennis op.

Slide 25 - Tekstslide

05:28
Begrijpend lezen

Slide 26 - Woordweb

06:02
meningen en argumenten
Een mening wordt onderbouwd door één of meer argumenten. Deze argumenten kunnen een aantal gezamenlijke kenmerken hebben. 

Slide 27 - Tekstslide

07:30
Wat wordt met de zin
'Wie meer leest, ook beter wordt ook beter in taal' eigenlijk bedoeld?

Slide 28 - Open vraag

09:03
Arjan Lubach vergelijkt hier de initiatieven om tot lezen te komen met de voedselbank. Hoe noem je dit verband?
A
voorbeeld
B
oorzaak-gevolg
C
overeenkomst
D
voor- en nadeel

Slide 29 - Quizvraag

09:44
Geef in maximaal tien woorden weer wat Arjan Lubach van signaalwoorden vindt.

Slide 30 - Open vraag

10:40
Van welke drogreden is hier sprake?
A
beroep op autoriteit
B
verkeerde vergelijking
C
generalisatie
D
bespelen van het publiek

Slide 31 - Quizvraag

11:48
Wat betekent proportioneel niet?
A
gelijkmatig
B
evenredig
C
naar verhouding
D
buitensporig

Slide 32 - Quizvraag

13:42
Hoe zijn jullie aan het lezen te krijgen?

Slide 33 - Woordweb