3.1 cultuur + 3.2 Socialisatie

3.1 cultuur

3.2 Socialisatie
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.1 cultuur

3.2 Socialisatie

Slide 1 - Tekstslide

3.1 cultuur
Cultuur
Je gedraagt je naar de cultuur van de samenleving waarin je opgroeit. Denk bijv aan, land, dorp, straat of vriendengroep.

Cultuur           alle waarden, normen en gewoonten die mensen in een bepaalde groep met elkaar delen.
Gedragsregels           regels die je bij het opgroeien leert. (thuis, school, sport)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

3.1 cultuur
Dominante cultuur
Gewoonte           De manier waarop je iets gewend bent te doen.

Dominante cultuur           Alle waarden, noremen en gewoonten die de mensen in een land met elkaar delen.
bijv: op tijd op je afspraak komen.
         de nederlandse taal spreken
         oliebollen eten met oud en nieuw

Slide 4 - Tekstslide

3.1 cultuur
Basiswaarden
In de Nederlandese dominante cultuur staan drie basiswaarden centraal.
           Vrijheid: Je mag zeggen, denken en doen wat je wilt, als je de wet maar niet overtreedt.
           Gelijkwaardigheid: alle mensen  zijn evenveel waard.
           solidaraiteit: Je houdt rekening  met elkaar.

Slide 5 - Tekstslide

3.1 cultuur
subcultuur
Binnen de dominante cultuur bestaan ook nog weer kleine subculturen. Ze maken deel uit van de dominante cultuur maar hebben ook hun eigen gewoonten.

subcultuur           cultuur van een kleine groep mensen binnen de samenleving.

Slide 6 - Tekstslide

3.1 cultuur
subcultuur
Subculturen kunnen met van alles te maken hebben:
  • geloof: christen, moslim, ....
  • muziek: rock, hiphop, ......
  • werk: politie, kok, ......
  • politiek: liberalen, socialisten, .....
  • woonplaats: Brabanders, Zwollenaren, ..
  • migratie: Marokkaanse, Surinaams, ....   deze laatse noem je Etnische subculturen.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

3.1 cultuur
Aangeboren of aangeleerd?
aangeboren           Veel kenmerken van jouw persoon zijn aangeboren. bijv je lengte, ritme gevoel, talent voor sport.

aangeleerd           kenmerken die je mooi en normaal vindt. De cultuur waarin je opgroeid heeft hier invloed op.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

3.2 socialisatie

Slide 11 - Tekstslide

3.2 socialisatie
doelen:
  • Je kunt uitleggen wat socialisatie is, hoe dit proces verloopt en er voorbeelden van geven.
  • Je kunt voorbeelden van sociale controle geven en herkennen.
  • Je weet wat internalisatie is.

Slide 12 - Tekstslide

3.2 Socialisatie
Waar vindt het plaats? 
  • In het gezin / familie
  • op school
  • bij de sportclub
  • vrienden/vriendinnen
  • geloof
  • media
  • de overheid
Het bewust aanleren van normen, waarden en gewoontes die bij jouw groep of samenleving horen (het leren van cultuur).

Sociaal heeft te maken met hoe mensen met elkaar omgaan.

Slide 13 - Tekstslide

Aangeboren en aangeleerd?
Gedrag is voor een deel aangeboren en voor een deel aangeleerd.



 


Aangeboren 
Het maken van klanken, talent
Aangeleerd
Een taal spreken, doorzettingsvermogen (voetbal)

Slide 14 - Tekstslide

Aangeleerde eigenschappen
Eigenschappen die je aangeleerd zijn door je omgeving

Slide 15 - Tekstslide

Aangeboren of aangeleerd?

Rustig zijn
A
aangeboren
B
aangeleerd

Slide 16 - Quizvraag

Aangeboren of aangeleerd?

Praten
A
aangeboren
B
aangeleerd

Slide 17 - Quizvraag

Is dit aangeleerd of aangeboren gedrag?
A
Aangeleerd
B
Aangeboren

Slide 18 - Quizvraag

Aangeboren of aangeleerd?

Voetbaltalent
A
aangeboren
B
aangeleerd

Slide 19 - Quizvraag

3.2 Socialisatie
Informatie: leren door te horen/ zien
Imitatie: leren door te kopiëren/ na te doen
Ervaringen: leren door fouten/ verleden

Hoe socialiseer je?

Slide 20 - Tekstslide

3.2 socialisatie
sociale controle             Mensen in jouw omgeving letten op hoe jij je gedraagt.

Er wordt gebruik gemaakt van sancties. Een maatregel om te laten merken of iets goed of fout is.

een sanctie kan positief of negatief zijn. belonen of straffen.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video