All, every, each

ALL, EVERY, EACH
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

ALL, EVERY, EACH

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nog 2 weken 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk vergeten.
Lieke           Mika
Rama           Sara
Kyara         Feline
Arno             Lola

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de weektaak?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

LEARNING GOALS
By the end of the lesson:

  • You know when to use all, every and each.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ALL, EVERY & EACH
All gebruiken we als we het hebben over een hele groep. We gebruiken all altijd samen met een meervoudsvorm.

All + meervoudsvorm

  • We went to all the sights in the city
  • I like all flavours of ice cream
  • All boys and girls must report to the principal.
  • All fruit has gone bad.


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ALL, EVERY & EACH
Met every kunnen we nadruk leggen op alle afzonderlijke delen van een groep. We gebruiken every altijd samen met een enkelvoudsvorm.

Every + enkelvoudsvorm

  • Every sight was interesting
  • Every book there I have read.

Every kunnen we alleen gebruiken wanneer een aantal uit 3 of meer bestaat.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ALL, EVERY & EACH
Met each kunnen we nog meer nadruk leggen op individuele delen van een groep. We gebruiken each altijd samen met een enkelvoudsvorm.

Each + enkelvoudsvorm

  • We wanted to spend an hour at each sight.
  • Each house has been painted white.
  • Each of them has done their job

We gebruiken each wanneer een aantal bestaat uit 2.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ALL, EVERY & EACH
All -> groep (meervoud: alle)

Every -> alle leden van een groep (enkelvoud: elke)

Each -> individuen (enkelvoud: elke apart)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We don’t go to ___ party we’re invited to.
A
all
B
every
C
each

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Take one in ___ hand.
A
all
B
every
C
each

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Do ___ English people like the Queen?
A
all
B
every
C
each

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

___ criminal should pay for his or her crimes.
A
all
B
every
C
each

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

___ cupcake has a different flavour.
A
all
B
every
C
each

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

LEARNING GOALS
Now you know:

  • When to use all, every and each.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat nu?

1.4 Reading 1 - 13

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conjunctions gebruik je om
A
zinnen vragend te maken
B
zinnen samen te voegen
C
zinnen in voltooide tijd te zetten
D
zinnen in verleden tijd te zetten

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What is the CONJUNCTION?
She said that she loved reading and watching Netflix.
A
said
B
that
C
and
D
reading

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Match the conjunctions to their functions 
(logisch) gevolg
keuze
opsomming
reden/oorzaak
tegenstelling
and
because 
so
or
but

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

He's studying hard tonight, ...................... he has a test tomorrow morning.
A
so
B
because
C
or

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I like sugar in my tea, ___ I don't like milk in it.
A
and
B
but
C
or
D
so

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is it Thursday ___ Friday today?
A
and
B
but
C
or
D
then

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The sun was warm, ___ the wind was a bit too cool.
A
because
B
or
C
so
D
but

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct conjunction.
Jane is my best friend __________ she's really nice.
A
because
B
so
C
but

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct conjunction.
The weather was awful, _________ we still had a good time.
A
and
B
because
C
but

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The children forgot their homework + The teacher was angry with them. (missing conjunction only)

Slide 27 - Open vraag

so
The dog looks scary +
He never bites anyone. (missing conjunction only)

Slide 28 - Open vraag

so
The man is happy +
he won the lottery. (missing conjunction only)

Slide 29 - Open vraag

so
I feel confident using conjunctions
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Deze slide heeft geen instructies