3G ch3 semaine 5 leçon 1

• Frans
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo
• Leerjaar 3

Préparation

Log in op lessonup.app                                 

Code staat linksonder

Sur la table

-chromebook

-cahier d'activités 

-stylo

Buts de la semaine 4

Chapitre 3 Destination vacances 

• Ik kan beschrijven wat ik in de vakantie heb gedaan 
• Ik kan de passé composé met avoir en être gebruiken  

Buts de la semaine 5

Chapitre 3 Destination vacances 

• Ik kan de belangrijkste informatie uit een film begrijpen 
• Ik ken woorden die te maken hebben met plaatsaanduidingen en meningen 
• Ik kan vertellen over mijn verblijf 
• Ik kan informatie vinden in korte teksten 
• Ik (her)ken de werkwoorden aller en faire  

Terugblik

Passé composé

Passé composé

Passé composé

de passé composé

de passé composé met avoir

de passé composé met être 

Passé composé

Pers.vnw	Hulp.ww	Volt.dw
J' (ik)	ai	dans é
Tu (jij)	as	dans é
Il/elle/on (hij/zij/wij)	a	dans é
nous (wij)	avons	dans é
Vous (jullie/u)	avez	dans é
Ils/elles (zij)	ont	dans é

Ik heb gedanst.

Verleden tijd: passé composé 

Passé composé

Passé composé

Pers.vnw	Hulp.ww	Volt.dw
Je (ik)	suis	tomb é
Tu (jij)	es	tomb é
Il/elle/on (hij/zij/wij)	est	tomb é(e)
nous (wij)	sommes	tomb é(e)s
Vous (jullie/u)	êtes	tomb é(e)(s)
Ils/elles (zij)	sont	tomb é(e)s

Ik ben gevallen

Verleden tijd: passé composé 

Passé composé

avoir & être

tu as

Vous avez

Ils sont

je suis

tu es

j'ai

ils ont

jij bent

zij zijn

jij hebt

ik heb

ik ben

jullie hebben

zij hebben

Onregelmatige werkwoorden: avoir, être, faire, aller

Je/j'

Tu 

Il 

Vous

= Ik heb gemaakt

= jij bent gegaan

= hij is geweest

= u heeft gehad

fait

été

allé(e)

eu

avez

es

a

ai

Au travail

Opdr. 18a en b samen

Blok E: 19 en 20 samen

Huiswerk:

Blok E 21 a,b

L: voca E