Week 5 les 1 2023

Wat gaan we doen?
  1. Uitleg vermogen
  2. Oefenen met vermogen
  3. Zelfstandig aan het werk



Je hebt nodig: Laptop en je rekenmachine
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
  1. Uitleg vermogen
  2. Oefenen met vermogen
  3. Zelfstandig aan het werk



Je hebt nodig: Laptop en je rekenmachine

Slide 1 - Tekstslide

Vermogen (= een grootheid)
Hoeveel elektrische energie er per seconde door een apparaat wordt omgezet naar een ander soort energie.

(blz. 165 aanpassen)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Vermogen (vervolg)
Hoe groter het vermogen, hoe meer energie het apparaat nodig heeft. 


Eenheid van vermogen: Watt (afgekort als W)
1000 W = 1 kilowatt (kW)
1 W = 0,001 kW

Slide 4 - Tekstslide

Vermogen (vervolg)
  • Is afhankelijk van de stroomsterkte en de spanning.
  • Stroomsterkte is de snelheid dat de elektrische lading door de kabels gaat.
  • Spanning is hoeveel elektrische lading er tegelijkertijd door de kabels heen wordt geduwd. 

Slide 5 - Tekstslide

Modelvoorbeeld
  • De windsnelheid moet je zien als de ‘stroomsterkte’
  • De hoeveelheid wind per oppervlak van de molen zien als de ‘spanning’

Hoe meer wind en/of hoe sneller de wind, hoe sneller het molentje draait

Slide 6 - Tekstslide

Vermogen (samengevat)
  • Is de hoeveelheid energie dat een apparaat omzet per seconde.
  • Heeft een eenheid Watt (W).
  • Zal groter worden wanneer de spanning groter wordt.
  • Zal groter worden wanneer de stroomsterkte groter wordt.

Slide 7 - Tekstslide

Vermogen (formule)
Vermogen = spanning x stroomsterkte

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld opgave
Een televisie aangesloten op het stopcontact heeft een stroomsterkte van 2,2 ampère

Wat is het vermogen van de tv?

Slide 9 - Tekstslide

Uitwerking opgave

Gegeven:
Stroomsterkte = 2,2 A
Spanning = 230 V 
(want dat levert het stopcontact)

Gevraagd:
Vermogen = ?

Formule: 
vermogen = spanning x stroomsterkte



Invullen formule:

Vermogen = 230 x 2,2 = 506 W

Antwoord:
De tv levert een vermogen van 506 W

Slide 10 - Tekstslide

Klein vermogen
Groot vermogen
Wasmachine
Playstation
Stofzuiger
Tv
Waterkoker

Slide 11 - Sleepvraag

Hoeveel watt is 2 kW?
A
22 W
B
200 W
C
2000 W
D
20000 W

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel kW is 3600 Watt?
A
3,6 kW
B
36 kW
C
3600000 kW
D
360 kW

Slide 13 - Quizvraag


timer
2:00
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 14 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Je gaat aan de slag met de opdrachten van paragraaf 4.4
Deze maak je online of tik je over vanuit je schrift in de online methode
(leerlingen met mavo keuze hebben nog 1 extra vraag)

Slide 15 - Tekstslide

Met de spanning en de stroomsterkte bereken je het vermogen. Geef de formules voor het berekenen van de spanning en de stroomsterkte wanneer je het vermogen gebruikt. (mavo leerlingen)
timer
2:00

Slide 16 - Open vraag

Zelfstandig werken
Je gaat aan de slag met de opdrachten van paragraaf 4.4
Deze maak je online of tik je over vanuit je schrift in de online methode
(leerlingen met mavo keuze hebben nog 1 extra vraag)

Slide 17 - Tekstslide

Exit "ticket" :
Leg uit wat vermogen is.

Slide 18 - Open vraag

Huiswerk voor de volgende les
Opdracht 1 t/m 7 van paragraaf 4.4

Slide 19 - Tekstslide