In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Toets Urinewegstelsel
Slide 1 - Tekstslide
Welke symptomen kunnen bij ouderen duiden op een urineweginfectie? Meerdere antwoorden mogelijk
A
Verwardheid
B
Hoofdpijn
C
Moeheid
D
Koorts
Slide 2 - Quizvraag
In welk deel van de nieren wordt de urine opgeslagen?
A
Nierschors
B
Nierbekken
C
Niermerg
D
Nierkapsel
Slide 3 - Quizvraag
Je nieren filteren je bloed, hoe heten de filters in de nieren?
A
Neuronen
B
Neuronitis
C
Nefronen
D
Nefrontalis
Slide 4 - Quizvraag
Hoeveel urine wordt er per 24 uur gemiddeld aangemaakt?
A
6 tot 10 liter
B
500 ml tot 1 liter
C
8ooml
D
1 tot 2 liter
Slide 5 - Quizvraag
Wat hoort bij welke nummers?
A
1.nieren 2. plasbuis. 3.blaas. 4. urineleider
B
1.nieren. 2. urineleider. 3. blaas. 4. plasbuis.
C
1.nieren. 2. blaas. 3. urineleider. 4. plasbuis
D
1.nieren. 2. urineleider. 3. plasbuis. 4. blaas
Slide 6 - Quizvraag
Voor hoeveel procent bestaat urine uit water?
A
70%
B
50%
C
55%
D
95%
Slide 7 - Quizvraag
Mevrouw R plast veel. Dit komt doordat er glucose in haar urine komt. Om de glucose uit te kunnen scheiden, maakt haar lijf meer urine aan waardoor ze vaak moet plassen
A
Mw R heeft een blaasonsteking
B
Mw R heeft een nierbekkenonsteking
C
Mw R is incontinent
D
Mw R heeft diabetes
Slide 8 - Quizvraag
Wat zijn 2 gevolgen van uitdroging?
A
Minder urineproductie
B
Urine is donker
C
Urine is rood
D
In de urine zitten vlokken
Slide 9 - Quizvraag
Welke afwijking kan duiden op een ernstige nierafwijking?
A
Meer urine dan normaal
B
Oranje urine
C
Naar aceton ruikende urine
D
Schuimende urine
Slide 10 - Quizvraag
Waar duidt een sterk ruikende of stinkende urine op?
A
Uitdroging
B
Urineweginfectie
C
Nierafwijking
D
Diabetes
Slide 11 - Quizvraag
Waarom is het belangrijk blaasontsteking direct te behandelen?
A
Risico op nierbekkenontsteking
B
Operatie is anders nodig
C
Er kan resistentie voor antibiotica ontstaan
D
Hoeft niet perse
Slide 12 - Quizvraag
Een delier kan een symptoom zijn van een blaasontsteking?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Welke uitspraak over urineretentie is juist?
A
Urineretentie ontstaat meestal acuut.
B
De oorzaak van urineretentie wordt vastgesteld meteen röntgenfoto van de blaas.
C
Een kenmerk van urineretentie is veel moeten plassen.
D
Bij urineretentie blijft er na het plassen urine achter in de blaas
Slide 14 - Quizvraag
Bij welke vorm van incontinentie druppelt er bij een vrouw voortdurend urine vanuit de blaas via een buisvormige verbinding naar de vagina?
A
Inspannings-incontinentie
B
Overloopincontinentie
C
Continu-incontinentie
D
Urgency-incontinentie
Slide 15 - Quizvraag
Tijdens het plassen heeft Dhr S een zwakke urinestraal. Welke aandoening zou Dhr kunnen hebben
A
Nierstenen
B
Prostaatvergroting
C
Prostaatontsteking
D
Overloopincontinentie
Slide 16 - Quizvraag
Wat kunnen preventieve maatregelen zijn ter voorkomen van een blaasontsteking?
A
Cranberrysap,
vitamine C
B
Minder drinken en bewegen
C
Blaastraining
D
Veel drinken en goed uitplassen
Slide 17 - Quizvraag
Welke uitspraak over urinestenen en koliekpijn is juist?
A
Koliekpijn kan ontstaan als een urinesteen vast komt te zitten in de urineleider.
B
10% van de cliënten met koliekpijn plast de urinesteen na een aantal weken uit.
C
De eerste stap in de behandeling van koliekpijn is het vergruizen van de urinesteen
D
Een urinesteen die koliekpijn veroorzaakt, moet direct worden verwijderd
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.