DISK thema 3 wonen- beginner (deel 1)

• NT2
• ISK

Welkom bij NT2!

Klas: 013

28 februari 2024

Hoe gaat het met jullie?

Wat gaan we doen?

DISK thema wonen: 

• nieuwe woorden
• taak 2: schema invullen en gesprek voeren
• zelfstandig werken laptop 
• vragencarrousel
• raadspelletje

Lowan eten drinken: 

• woorden flitsen, ganzenbord, woordzoeker, rendictee 

Nieuwe woorden

Jek

Je krijgt een woordenlijst van de docent.

aan

• voor wie is het? 
• Zin: Ik schrijf een brief aan mijn broer.
• Zin:  Ik geef de tas aan mijn moeder.

achter

• achter < > voor
• aan de andere kant van iets of iemand
• zin:  De poes zit achter de doos.
• zin: Ik zit achter in de klas.

al

• alles
• allemaal 
• Zin: Ik heb het al gehoord.
• Zin: Al zijn broers wonen in Nederland.

ander

• niet deze
• niet hetzelfde
• Zin: Ik woon nu in een ander huis.
• Zin: Deze jas is van een ander.

De bank

• Meubelstuk voor twee of meer personen
•  De bank
  
• De banken
  
• Het bankje
• Ik zit op de bank en kijk tv.

het bed

• slaapplaats 
• het bed - de bedden
• het bedje
• zin: In mijn slaapkamer staat een groot bed.
• zin: Het is 11 uur, ik ga naar bed.

beneden

• plaats is lager
• niet boven
• Zin: Ik loop naar beneden.
• Zin: De bal rolt naar beneden.

blauw

• kleur van zee en lucht
• Zin: Mijn broek is blauw.
•  De blauwe zee is mooi.

blij

• vrolijk
• goed gevoel
• happy
• Zin: Ik ben vandaag heel blij.
• Zin: Het blije meisje lacht de hele dag. 

boven

• plaats is hoger 
• niet beneden
• Zin: Ik loop naar boven.
• Ik sta boven op een berg.

buiten

• niet binnen 
• Zin: Ik speel altijd buiten.
• Zin: Buiten schijnt de zon. 

de buurt

• een deel van een stad 
• 1 buurt > 2 buurten
• Zin: Ik woon in de buurt van de school.
• Zin: In mijn buurt wonen veel kinderen.

dank (dank je wel, bedankt)

• je bent ergens blij om

• Zin: Bedankt dat je me wilt helpen.
• Zin: Dank je wel.

het aanwijzend voornaamwoord

het aanwijzend voornaamwoord

	dichtbij(hier)	ver weg(daar)
de-woord	deze	die
het-woord	dit	dat
meervoud	deze	die

het dier

• geen mens, geen plant
• het dier - de dieren 

• zin: Een kat is een dier.
• zin: In het bos leven veel dieren.

Wat doe je in huis?

Wat doe jij in huis?

Opdracht

Vraag aan de ander en vul in:

* Noem de activiteit

* Met wie doe je dat?

* Op welke dagen?

* Vind je dat leuk? 

Pak je taakboekje.

Naam van de ander

Zelf 4 activiteiten opschrijven

De tweetallen zijn:

Disk

We werken zelfstandig in Disk  thema Wonen.

Vragencarrousel

Werk in tweetallen en stel de vragen.

A: Wat staat er in jouw badkamer?

B: In mijn badkamer staat een wc, bad, en douche.

Raadspelletje

Werk in tweetallen en raad de woorden van elkaars kaartje. Wie heeft de meeste goed?

Toets Lowan thema 4 'eten en drinken'

- woensdag 6 maart

Goed leren! :) 

Praatplaat eten en drinken

Het ontbijt

Wie zie je allemaal?

Ik ga naar de winkel en koop...............

Woordzoeker

Maak de woordzoeker.

Begeleide inoefening (rol = didacticus)

Los samen met de leerlingen een voorbeeld-probleem op en stel hierbij veel vragen om het begrip te controleren

Laat leerlingen samen een probleem oplossen en blijf het begrip controleren.

Stel vragen en laat leerlingen zo veel mogelijk hun denkproces verwoorden.

Ganzenbord 

de dobbelsteen

de pion

het bord

dobbelsteen gooien

start

einde

Uitleg plaatjes

1 plaats vooruit/verder

1 plaats terug

Wie het hoogste gooit mag beginnen!