In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Les verbes pronominaux
Slide 1 - Tekstslide
Les verbes pronominaux
Se tromper = zich vergissen
Je me trompe = ik vergis me
Tu te trompes
Il se trompe
Nous nous trompons
Vous vous trompez
Ils se trompent
Slide 2 - Tekstslide
Les verbes pronominaux
In het Frans staat het wederkerend voornaamwoord altijd vóór het hele werkwoord. Als er geen heel werkwoord is, dan staat het wederkerend vnw. vóór de persoonsvorm.
Je me trompe.
Il va s’amuser.
Slide 3 - Tekstslide
Les verbes pronominaux
Sommige werkwoorden zijn niet wederkerend in het Nederlands, maar wel in het Frans.
Opstaan se lever weggaan s'en aller Naar bed gaan se coucher heten s'appeler in slaap vallen s'endormir wakker worden se réveiller trainen s'entraîner
Slide 4 - Tekstslide
De ontkenning
Voor de ontkennende zinnen :
Ik amuseer me niet Je ne m'amuse pas
Ik ga me niet amuseren Je ne vais pas m'amuser
Slide 5 - Tekstslide
Le passé composé
Wederkerende werkwoorden vervoeg je in de voltooid tegenwoordige tijd altijd met het hulpwerkwoord être, dus het voltooid deelwoord kan een accord krijgen.
Elle s'est couchée.
Nous nous sommes lavé(e)s.
Slide 6 - Tekstslide
Nous (se lever, présent) ______________ tôt le matin.
A
nous levons
B
nous levions
Slide 7 - Quizvraag
Ils (se brosser, présent) ____________ les dents ?
A
se brossont
B
se brossent
Slide 8 - Quizvraag
Elle (se réfugier, passé composé) __________ de son pays natal.