H4.4 quiz verwijswoorden 1A

Welkom klas 1
Start met 10 minuten stillezen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom klas 1
Start met 10 minuten stillezen

Slide 1 - Tekstslide

Goedemorgen!
huiswerk-controle
Vlog - MD

Slide 2 - Tekstslide

Toetsweek - NED 22-6
  • H4.3: verwijswoorden (werkblad) en
signaalwoorden tijdsvolgorde
  • H3.4: verslag schrijven
  • H4.4: informatieve tekst schrijven (verslag)
  • Werkboekje verslag


Slide 3 - Tekstslide

Je gebruikt verwijswoorden om...
A
... het moeilijker te maken voor de lezer.
B
... de tekst korter te maken.
C
... meer afwisseling in de tekst te krijgen.

Slide 4 - Quizvraag

Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 5 - Quizvraag

Een verwijswoord kan verwijzen naar:
A
één woord
B
een paar woorden
C
antwoord A, B en D zijn goed
D
een hele zin

Slide 6 - Quizvraag

Verwijswoorden verwijzen naar iets wat al in de tekst genoemd is.
Onze hond loopt mank, maar hij is ook al oud.
Wat is het verwijswoord?
A
hij
B
is
C
al
D
hond

Slide 7 - Quizvraag

Deze en die zijn verwijswoorden. Ze verwijzen naar:
A
de-woorden
B
het-woorden

Slide 8 - Quizvraag

Welk verwijswoord is juist? Die of dat?
A
Het voetbaltoernooi die...
B
Het voetbaltoernooi dat...

Slide 9 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 10 - Quizvraag

Welk verwijswoord?
De stoel.
A
dit en dat
B
die en deze

Slide 11 - Quizvraag

Ik snap de verwijswoorden
A
heel goed
B
best goed
C
niet zo goed
D
helemaal niet

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het DOEL van een verslag?
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 13 - Quizvraag

Een verslag schrijf je in de ...
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 14 - Quizvraag

In welke alinea schrijf je bij een verslag waar het verslag over gaat?
A
1e alinea inleiding
B
2e alinea kern
C
3e alinea kern
D
4e alinea slot

Slide 15 - Quizvraag

Wat schrijf je in een verslag?
A
iets dat je hebt meegemaakt of gedaan
B
een uitleg over hoe je een nieuwe game installeert
C
iets dat je wilt doen nadat je je diploma hebt gehaald
D
informatie over welke plekken je hebt bezocht

Slide 16 - Quizvraag

Het verslag in de krant van een voetbalwedstrijd is...
A
fictie
B
non-fictie

Slide 17 - Quizvraag

Wat vind je in het slot van een verslag?
A
Het onderwerp wordt benoemd.
B
Er wordt een samenvatting gegeven.
C
Een vraag over het onderwerp.
D
Nieuwe informatie over de gebeurtenis.

Slide 18 - Quizvraag

Ik weet nu hoe ik een verslag moet schrijven
A
Nee, helemaal niet
B
Best wel
C
Ik haal een 10!
D
Nog niet, maar ik ga hard leren.

Slide 19 - Quizvraag

Aan het werk
mediadossier in orde maken.
Evaluatie invullen.

Slide 20 - Tekstslide

Twintig-vragen-spel
Iemand komt voor de klas en neemt een woord in gedachten
De klas moet het woord raden
De klas mag maximaal 20 vragen stellen
Antwoord: ja of nee

Slide 21 - Tekstslide