Herhaling Formuleren 2TL (voor 3TL)

Herhalen 2TL Formuleren

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Herhalen 2TL Formuleren

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag gaan we: 
Formuleren 2TL: herhalen en oefenen

Verwijswoorden:
- verwijzen naar personen en dingen
- verwijzen naar bezit
- bezittelijk voornaamwoorden




Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Welke van de vier woorden zijn verwijswoorden?(twee antwoorden)
A
de
B
deze
C
zij
D
dat

Slide 6 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 7 - Quizvraag

Bij vrouwelijke woorden gebruik je de verwijswoorden deze en die.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het boek'? Tip: ...boek moet je echt lezen! En: het boek...ik heb gelezen.
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 9 - Quizvraag

Bij onzijdige woorden gebruik je de verwijswoorden 'dit' en 'dat'.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Bij mannelijke woorden gebruik je de verwijswoorden 'deze' en 'die'.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het kind'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 12 - Quizvraag

‘Bart is verkoper bij de Praxis, hij werkt daar 5 dagen per week.’
Hoeveel verwijswoorden zitten er in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quizvraag

Verwijswoorden verwijzen naar iets wat al in de tekst genoemd is.
Onze hond loopt mank, maar hij is ook al oud.
Wat is het verwijswoord?
A
hij
B
is
C
al
D
hond

Slide 14 - Quizvraag

Dit boek is van mij.
Dit is ...............boek

Slide 15 - Open vraag

Waar heb je ............(jouw, je) shirt gekocht?

Slide 16 - Open vraag

Ik heb............(me/mijn) huiswerk niet af.

Slide 17 - Open vraag

Ik heb (me/mijn)verslapen

Slide 18 - Open vraag

Is deze tas van (jou/jouw)?

Slide 19 - Open vraag

Dat konijn van ................(jou/jouw) is het liefste was ik ooit heb gezien.

Slide 20 - Open vraag

(jouw/jou)konijn is echt het liefste dier wat ik ken.

Slide 21 - Open vraag

Heeft Casper de mail van (mij/mijn)al beantwoord?

Slide 22 - Open vraag