Schooltaalwoorden

Welkom B2C!
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom B2C!

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn schooltaalwoorden
volgens jou?

Slide 2 - Open vraag

Woordenschat
A
Een woordenboek
B
Woorden die je kent en gebruikt
C
Een kist met boeken
D
Encyclopedie

Slide 3 - Quizvraag

Nu krijg je steeds een schooltaalwoord te zien.




Geef de betekenis van het schooltaalwoord.

Soms staat er een zin bij het woord om het iets 
duidelijker te maken.

Slide 4 - Tekstslide

Het advies
A
de gevolgen
B
de tip
C
de opdracht
D
het antwoord

Slide 5 - Quizvraag

Hinder
A
last
B
waar een paard overheen springt
C
een tip geven
D
leuk vinden

Slide 6 - Quizvraag

Definitief
A
conclusie
B
blijvend
C
uitwerking
D
voorspoedig

Slide 7 - Quizvraag

Bevatten
Hij kon het verschil daartussen maar niet bevatten.
A
begrijpen
B
geloven
C
vasthouden
D
inhouden

Slide 8 - Quizvraag

Variëren
A
optreden
B
concluderen
C
verenigen
D
verschillen

Slide 9 - Quizvraag

Globaal
A
precies
B
de grootte
C
ruw geschat
D
uitwerking

Slide 10 - Quizvraag

Factor
A
omstandigheid
B
taak
C
tekort
D
sterk

Slide 11 - Quizvraag

m.a.w.
(wat betekent deze afkorting?)
A
moeten allemaal werken
B
met andere woorden
C
meer andere wetenschappen
D
met aftrek van winst

Slide 12 - Quizvraag

Voornamelijk
A
eerste
B
voorste
C
de naam dragend
D
vooral

Slide 13 - Quizvraag

Noteren
A
opschrijven
B
noten lezen
C
voeren
D
bevatten

Slide 14 - Quizvraag

Constateren
A
herkennen
B
conclusie trekken
C
contact opnemen
D
vaststellen

Slide 15 - Quizvraag

Nagaan
A
volgen
B
nadoen
C
controleren
D
later gaan

Slide 16 - Quizvraag

Het effect
A
het advies
B
de gedachte
C
de uitwerking
D
de kleuren

Slide 17 - Quizvraag

Het ezelsbruggetje
A
geheugensteuntje
B
dierenoversteekplaats
C
brug gemaakt van balken
D
optelsom

Slide 18 - Quizvraag

Markeren
A
Premier Rutte roemen
B
Iets omcirkelen of aanstrepen
C
Snel door het boek heen bladeren
D
Leesstrategie

Slide 19 - Quizvraag

Inhouden
Dat houdt in dat je alle opdrachten moet maken.


A
Alles wat er inzit
B
Minder erin doen
C
betekenen
D
beetpakken

Slide 20 - Quizvraag

Formuleren
A
Racen
B
Een toverspreuk uitvoeren
C
Een voorbeeld geven
D
Met woorden omschrijven

Slide 21 - Quizvraag

Vrijwel
A
verklaren
B
op vrije voeten zijn
C
vrijgeven
D
bijna

Slide 22 - Quizvraag

Controleren
A
Nakijken
B
Iets rond laten gaan
C
de bedoeling doorgeven
D
betekenen

Slide 23 - Quizvraag

Nu komen er een aantal andere opdrachten.
Vul het goede schooltaalwoord in op de puntjes.

Slide 24 - Tekstslide

Je kan een wafel kopen... de pauze.
A
tijdens
B
naar aanleiding van
C
dankzij
D
bij voorbaat

Slide 25 - Quizvraag

Het is ... belangrijk om een
computer te hebben.
A
uitzondering
B
tegenwoordig
C
verboden
D
hoewel

Slide 26 - Quizvraag

De leraar geeft geen... over deze oefeningen.
A
uitzondering
B
uitzicht
C
uitleg
D
uitdrukking

Slide 27 - Quizvraag

Hij heeft geen... om elke
dag te sporten.
A
uitleg
B
beweging
C
kudde
D
kracht

Slide 28 - Quizvraag

Heb jij een ... op een tijdschrift?
A
uitleg
B
abonnement
C
uitgave
D
verklaring

Slide 29 - Quizvraag

Wie is de ... van dit boek?
A
inkoop
B
schrijven
C
auteur
D
verklaring

Slide 30 - Quizvraag

Deze toets moet je... maken.
A
vloeibaar
B
suggereren
C
ongeschikt
D
zorgvuldig

Slide 31 - Quizvraag

Om een werkstuk te maken moet je eerst informatie...
A
verzamelen
B
verzinnen
C
vervangen door
D
verbruiken

Slide 32 - Quizvraag

Een tekening bij de tekst noem je ook wel een...
A
indeling
B
informatie
C
illustratie
D
isolatie

Slide 33 - Quizvraag

Je rekenmachine is een... om de sommen uit te kunnen rekenen.
A
hinder
B
cel
C
beweging
D
hulpmiddel

Slide 34 - Quizvraag

De uitkomsten uit het schema zijn ook nog weergegeven in een ...
A
grondstof
B
grafiek
C
evenwicht
D
hulpmiddel

Slide 35 - Quizvraag

Het is heel belangrijk om je huiswerk goed te ...
A
garanderen
B
uitzoeken
C
ontwerpen
D
controleren

Slide 36 - Quizvraag

Dit waren de vragen over de schooltaalwoorden.

Nu krijg je nog 3 andere vragen  en dan is de test klaar.

Slide 37 - Tekstslide

Ik begrijp altijd wat een docent bedoelt in de les.
110

Slide 38 - Poll

Als ik iets niet begrijp dan komt dat door...

Slide 39 - Open vraag

Wat doe je als je iets niet begrijpt?

Slide 40 - Open vraag