Diagnostische toets Participatie

Diagnostische oefentoets


  1. 15 tot 20 minuten per onderdeel
  2. Meerkeuze en open vragen
  3. Voorbereiden voor volgende week
PARTICIPATIE

  1. Competentiegericht begeleiden
  2. Signaleren en samenwerken gezin meervoudige problematieken
  3. Sociale zekerheid: laaggeletterde
  4. Statushouders ondersteunen

ACTIVEREN
  1. Groepsdynamica
  2.  Clientparticipatie
  3. Veilig seksueel klimaat

COMMUNICATIE
  1. Coachend Begeleiden
  2. Motiverende gespreksvoering
  3. Mediation




1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
LOBMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Diagnostische oefentoets


  1. 15 tot 20 minuten per onderdeel
  2. Meerkeuze en open vragen
  3. Voorbereiden voor volgende week
PARTICIPATIE

  1. Competentiegericht begeleiden
  2. Signaleren en samenwerken gezin meervoudige problematieken
  3. Sociale zekerheid: laaggeletterde
  4. Statushouders ondersteunen

ACTIVEREN
  1. Groepsdynamica
  2.  Clientparticipatie
  3. Veilig seksueel klimaat

COMMUNICATIE
  1. Coachend Begeleiden
  2. Motiverende gespreksvoering
  3. Mediation




Slide 1 - Tekstslide

PARTICIPATIE
Periode 5: Competentiegericht begeleiden
Periode 6: Signaleren en samenwerken gezin meervoudige problematieken
Periode 7: Sociale zekerheid: laaggeletterde
Periode 8: Statushouders ondersteunen

Slide 2 - Tekstslide

Participatie
Periode 5: Competentiegericht begeleiden

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het doel van competentiegericht werken?
A
Competentiegericht begeleiden heeft als doel de motivatie en de competenties van de cliënt te vergroten.
B
Competentiegericht begeleiden heeft als doel om een gerichte verandering te bereiken.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het balansmodel?
A
Een model om alles in balans te houden
B
Een model om in kaart te brengen wat de draagkracht en draaglast van een cliënt is
C
Een methode om te bepalen wat er goed gaat in het leven van de cliënt
D
Een model om de motivatie van de client te meten

Slide 5 - Quizvraag


Competentie gericht begeleiden heeft 4 pijlers. Welke 2 zijn juist?
A
Bejegenen
B
GROW model
C
Motiverende gespreksvoering
D
Perspectief bieden

Slide 6 - Quizvraag

Competentie gericht werken heeft 4 pijlers. Noem ze alle 4

Slide 7 - Open vraag

Wat houdt bejegening in?
A
'vooruitziend, anticiperend op verwachte ontwikkelingen' op verwachte ontwikkelingen'.
B
Het in kaart brengen van het netwerk van de client.
C
De wijze waarop een zorgverlener een zorgvrager benadert.

Slide 8 - Quizvraag

wat is het verschil tussen draaglast en draagkracht?

Slide 9 - Open vraag

Participatie
Periode 6: Signaleren en samenwerken gezin meervoudige problematieken

Slide 10 - Tekstslide

democratische opvoedstijl
Ouders geven weinig aandacht en veiligheid aan het kind.
Ouders zijn betrokken, maar ook controlerend en veeleisend.
Ouders geven duidelijke leiding, maar wel met liefde. Mening van kind wordt meegenomen in opvoeding.
Permissieve opvoedstijl
Verwaarlozende opvoedstijl
Liefde voor kind staat centraal. Er worden weinig grenzen vanuit ouders gesteld.
autoritaire opvoedstijl

Slide 11 - Sleepvraag

Sociaal gevoel (verbinding) in de buurt
A
Microsysteem
B
Mesosysteem
C
Macrosysteem

Slide 12 - Quizvraag

Aangeleerd gedrag door opvoeding ouders
A
Microsysteem
B
Mesosysteem
C
Macrosysteem

Slide 13 - Quizvraag

Participatie
Periode 7: Sociale zekerheid: laaggeletterde

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen Laaggeletterdheid en dyslexie

Slide 15 - Open vraag

Hoe kun je een laaggeletterde ondersteunen?
A
Folders meegeven
B
Voorbeelden laten zien
C
Veel praten als sociaal werker
D
Terugvraagmethode gebruiken

Slide 16 - Quizvraag

Participatie
Periode 8: Statushouders ondersteunen

Slide 17 - Tekstslide

Wanneer ben je een statushouder?

Slide 18 - Open vraag

Statushouders moeten hun verblijf zelf regelen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Wanneer heb je recht op bijstand? Welke zijn juist?
A
Als je niet genoeg inkomen hebt of eigen vermogen om uw levensonderhoud te voorzien.
B
U kinderen heeft
C
Als u uitkering heeft
D
U kunt geen beroep doen op een andere voorziening of uitkering

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een WIA?

Slide 21 - Open vraag

Welke periode ga jij nogmaals doornemen?

Slide 22 - Open vraag