Kraammodule hoofdstuk 3: Zorg voor kraamvrouw

Kraammodule hoofdstuk 3:
ZORG VOOR KRAAMVROUW
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
KRAAMMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Kraammodule hoofdstuk 3:
ZORG VOOR KRAAMVROUW

Slide 1 - Tekstslide

Programma 
  • herhaling hoofdstuk 1 en 2
  • hoofdstuk 3

Slide 2 - Tekstslide

Als een kraamvrouw borstvoeding geeft heeft zij recht op meer uren kraamzorg.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel procent van de vrouwen bevalt thuis?
A
10%
B
15%
C
20%
D
25%

Slide 4 - Quizvraag

Onder partusassistentie verstaan we de zorg bieden ...........

Slide 5 - Open vraag

Een poliklinische bevalling is een bevalling waarbij een zwangere zonder medische reden in het ziekenhuis bevalt.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Het hebben van diabetes, epilepsie of een longziekte is geen medische indicatie om in het ziekenhuis te bevallen.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Welke medische redenen kun je nog meer bedenken waarbij een zwangere in het ziekenhuis moet bevallen?

Slide 8 - Open vraag

Het signaleren van risicofactoren die kunnen leiden tot zorgwekkende opvoedingssituaties voor het kind noemen we:
A
calamiteitenonderzoek
B
indicatiestelling
C
vroegsignalering
D
hier is geen naam voor

Slide 9 - Quizvraag

De kraamzorg valt in Nederland onder aanvullende zorg.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

De hoeveelheid uren kraamzorg wordt bepaald door de kraamzorgorganisaties volgens het Landelijk Indicatieprotocol Kraamzorg.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Bij een kunsverlossing hoeft de zwangere zelf niets te doen.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Na een kunstverlossing kan een kraamvrouw het idee hebben dat zij gefaald heeft.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Pijn hoort bij een bevalling.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Welk van onderstaande is een vorm van pijnstilling zonder medicatie?
A
Injectie met pijnstillende middelen
B
Ruggenprik
C
Spinale anaesthesie
D
TENS (Transcutane Elektrische Neuro Stimulatie)

Slide 15 - Quizvraag

Een nadeel van een injectie met pijnstillende middelen is dat het middel ook bij de baby terechtkomt.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Wat verstaan we onder een multipara?
A
aantal keren dat een vrouw al zwanger is geweest
B
moeder is eerder in verwachting geweest

Slide 17 - Quizvraag

De baarmoedermond opent zich vlak voor de geboorte van het kind.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

De vier fasen van de bevalling zijn:

Slide 19 - Open vraag

Persdrang is niet tegen te houden.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Zuurstofnood bij de baby kan een reden zijn om een episiotomie te zetten.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

De geboorte van de placenta is pijnlijk voor de moeder.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Er zijn twee houdingen tijdens de bavalling namelijk horizontaal of verticaal.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Wat zet je klaar tijdens de bevalling?

Slide 24 - Open vraag

Soms is het nodig dat je als kraamverzorgende doormiddel van druk op de buik meehelpt bij het uitdrijven van de baby. Dit noem je inwendige expressie.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Wanneer feliciteer je de nieuwe ouders?

Slide 26 - Open vraag

Er kunnen voor en tijdens een bevalling dingen mis gaan, dit noemen we:
A
complicaties
B
incidenten
C
risico's
D
pech hebben

Slide 27 - Quizvraag

De ISBARR-methode gebruiken zorgprofessionals om de informatie zo goed mogelijk over te dragen.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Waar staan de letters ISBARR voor?

Slide 29 - Open vraag

Bij een zwangerschapshypertensie is er sprake van een ............... bloeddruk.
A
lage
B
hoge
C
wisselende

Slide 30 - Quizvraag

Na de bevalling kunnen er ook nog complicaties optreden, een voorbeeld hiervan is:
A
Anemie
B
Levercirrose
C
Hyperemesis
D
Eclampsie

Slide 31 - Quizvraag

Wat bedoelen we met de natte pasgeborene?
A
pasgeborene die onder het vruchtwater zit
B
pasgeborene met natte longetjes
C
pasgeborene in bad

Slide 32 - Quizvraag

Als iemand serotien bevalt dan betekent dit dat dat iemand bevalt met:
A
32 weken
B
37 weken
C
40 weken
D
42 weken

Slide 33 - Quizvraag

Waar zorgt oxytocine voor?
A
ontspannen van de baarmoeder
B
ontspannen van de melkklieren
C
samentrekken van de baarmoeder
D
samentrekken van de melkklieren

Slide 34 - Quizvraag

Een baby poept voortijdig in het vruchtwater als er sprake is van meconiumhoudend vruchtwater.
A
waar
B
niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Hoofdstuk 3:

Zorg voor een kraamvrouw

Slide 36 - Tekstslide

Doelen, na deze les heeft de student;
  • kennis van handelen volgens het branchespecifieke kwaliteitskader
  • kennis van je handelen volgens patiëntveiligheidswetten, -regels, -richtlijnen en -protocollen
  • kennis van de gezondheidsrisico's bij de kraamvrouw, problemen (zowel lichamelijk als psychisch) en complicaties herkennen
  • kennis van veranderingen in lichaamsfuncties, gedrag en welbevinden van de kraamvrouw signaleren
  • kennis van de kraamvrouw (persoonlijke) verzorging bieden
  • kennis van de noodzakelijke huishoudelijke taken uitvoeren tijdens de kraamtijd
  • kennis van begeleidingsmethodieken toepassen
  • kennis van werken met een (digitaal) geboorteplan en dit opstellen
  • kennis van het kraamzorgplan invullen en bijstellen, waarbij de zorgverlening wordt afgestemd op alle betrokkenen
  • kennis van mogelijke complicaties tijdens de kraamperiode
  • kennis van rouwverwerking binnen de kraamzorg
  • kennis van risco- en vroegsignalering

Slide 37 - Tekstslide

Zorg en ondersteuning bieden aan de kraamvrouw en gezin

Slide 38 - Woordweb

De kraamperiode
  • Empathische houding
  • Ontzwangeren
  • Kraambed
  • Kraamtijd
  • Naweeën
  • Perineum

Slide 39 - Tekstslide

Geboorte en kraamzorgplan
  • geboorteplan
  • kraamzorgplan

Slide 40 - Tekstslide

Hygiënische verzorging van de kraamvrouw 
  • kruisinfectie
  • hygiënische zorg na de bevalling
  • koortslip

Slide 41 - Tekstslide

Controles bij de kraamvrouw
  • lichaamstemperatuur
  • polsslag
  • bloedverlies
  • baarmoederstand
  • hechtingen/wond
  • benen
  • uitscheiding
  • borsten 
  • mentale conditie

Slide 42 - Tekstslide

Casus
Een kraamvrouw heeft een temperatuur van 38.1 ˚C, zij is net bevallen van een gezonde zoon Tommie.
Wat ga je doen?
Wat zou er aan de hand kunnen zijn?

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

profylactisch antibiotica

Slide 45 - Tekstslide

Psychosociale zorg
  • kraamtranen
  • postpartumdepressie 
  • kraambedpsychose

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video

Huiswerk
Opdrachten hoofdstuk 3

Slide 48 - Tekstslide