In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
OVER TAAL
Slide 1 - Tekstslide
Na deze les:
begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden;
begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit leesteksten;
heb je een Stappenplan moeilijke woorden geleerd;
weet je dat verschillende woorden hetzelfde kunnen betekenen;
weet je in welke situaties je netjes moet praten.
Slide 2 - Tekstslide
Wat betekent het woord? Leid de betekenis af uit de zin en kies het goede antwoord.
Slide 3 - Tekstslide
Ellen ziet er altijd vrolijk uit omdat ze kleren van verschillende kleuren COMBINEERT.
A
bij elkaar doet
B
is samengesteld uit
C
verdeelt
D
zegt dat iets zo is
Slide 4 - Quizvraag
Mijn ontbijt BESTAAT UIT twee boterhammen en een kop thee.
A
bij elkaar doet
B
is samengesteld uit
C
gaan over
D
kies
Slide 5 - Quizvraag
Heb je filmpjes op je telefoon? SELECTEER een leuk filmpje en zet het op je tijdlijn.
A
bij elkaar doet
B
kies
C
zeggen wat je van iets of iemand vindt
D
zegt dat iets zo is
Slide 6 - Quizvraag
De meeste vragen op de ouderavond BETREFFEN de dure schoolreis.
A
is samengesteld uit
B
gaan over
C
zeggen wat je van iets of iemand vindt
D
zegt dat iets zo is
Slide 7 - Quizvraag
Mijn zusje BEWEERT dat we morgen vrij hebben.
A
gaan over
B
verdeelt
C
zeggen wat je van iets of iemand vindt
D
zegt dat iets zo is
Slide 8 - Quizvraag
De boer VERSPREIDT de mest over de grond. We ruiken het zelfs in de klas!
A
bij elkaar doet
B
gaan over
C
is samengesteld uit
D
verdeelt
Slide 9 - Quizvraag
De leerlingen BEOORDELEN elkaars spreekbeurten met tips en tops.
A
gaan over
B
is samengesteld uit
C
zeggen wat je van iets of iemand vindt
D
zegt dat iets zo is
Slide 10 - Quizvraag
Alle schapen zijn wit, maar één schaap wijkt af.
Leid de betekenis van het woord AFWIJKEN af.
A
niet hetzelfde zijn
B
weglopen
C
schrikken
Slide 11 - Quizvraag
Bram wil weten wat hij kan doen tegen een slechte adem. Hij raadpleegt www.omaweetraad.nl.
Leid de betekenis van het woord RAADPLEGEN af.
A
advies zoeken
B
bellen
C
geloven
Slide 12 - Quizvraag
Let op: soms moet je de vorm van het woord veranderen.
Nikki zit op een school voor topsporters. Daar kan ze de lessen op school en haar trainingen goed ..........
Ze doet gewoon haar vmbo, maar haar programma ........... van het normale programma.
Een normale schooldag ........... vier uur training en vijf uur les.
Ze hoopt dat ze dit jaar wordt ........... voor Jeugd Oranje.
bestaan uit
selecteren
combineren
afwijken
Slide 13 - Sleepvraag
Schrijf het Stappenplan over in je schrift!
Lees een stukje terug of verder en kijk of het woord wordt uitgelegd.
Kijk naar bekende stukjes in het woord.
Kijk naar de plaatjes bij de tekst.
Vraag de betekenis of zoek de betekenis op in een woordenboek.
Slide 14 - Tekstslide
Lees de zinnen. Gebruik het Stappenplan moeilijke woorden om de betekenis van de woorden te achterhalen.
Slide 15 - Tekstslide
De docent STELT VOOR dat klas V2a muffins gaat bakken.
Slide 16 - Open vraag
Eerst moeten de leerlingen de oven VOORVERWARMEN.
Slide 17 - Open vraag
Als het beslag klaar is, spuiten de leerlingen het in de HOLTES van de muffinvorm.
Slide 18 - Open vraag
De muffins ruiken erg lekker en de leerlingen willen ze DIRECT uit de oven opeten.
Slide 19 - Open vraag
Maar ze zijn te heet. De muffins moeten eerst nog wat AFKOELEN.
Slide 20 - Open vraag
De leerlingen BIEDEN de muffins die over zijn AAN aan klas V2b.
Slide 21 - Open vraag
De buurman wil een boom in zijn tuin laten omhakken, maar dat mag niet zomaar. Daarvoor heeft hij een VERGUNNING nodig van de gemeente.
A
doen volgens het plan
B
officiële toestemming om iets te doen
C
veilig
D
vraag of iemand iets wil doen
Slide 22 - Quizvraag
De stagiair mag niet met de grote zaagmachine werken. Dat is niet VERANTWOORD.
A
doen volgens het plan
B
officiële toestemming om iets te doen
C
veilig
D
vraag of iemand iets wil doen
Slide 23 - Quizvraag
De leerlingenraad wil dat de school een YouTubekanaal krijgt. De directeur vindt het prima, maar de leerlingen moeten het plan helemaal zelf UITVOEREN.
A
doen volgens het plan
B
officiële toestemming om iets te doen
C
veilig
D
vraag of iemand iets wil doen
Slide 24 - Quizvraag
Als de vierdeklassers schoolexamens maken, hangt er op school een bord waarop staat: VERZOEK om stilte.
A
doen volgens het plan
B
officiële toestemming om iets te doen
C
veilig
D
vraag of iemand iets wil doen
Slide 25 - Quizvraag
Neem de woorden over in je schrift!
beoordelen bestaan uit afwijken raadplegen beweren combineren selecteren verspreiden betreffen verklaren
Slide 26 - Tekstslide
Kijk naar taal
--> Je leest zo een tekst
--> Neem de vetgedrukte woorden over en zet de betekenis erachter.
--> Gebruik het Stappenplan moeilijke woorden.
--> Leg bij elk woord uit welke stap van het stappenplan je gebruikt hebt.
Slide 27 - Tekstslide
Een verpletterend aanzoek
Een man wil zijn vriendin een HUWELIJKSAANZOEK doen. Hij bedenkt een bijzondere manier om haar te vragen met hem te trouwen: hij huurt een HOOGWERKER. Vol verwachting gaat hij de lucht in. Het gaat alleen niet helemaal zoals GEPLAND. De kraan valt om en gaat dwars door het dak van de ACHTERBUREN heen. Het maakt zijn vriendin niets uit. Dolgelukkig zegt ze ja.
Slide 28 - Tekstslide
Lees de tekst. Schrijf de woorden op die (bijna) hetzelfde betekenen als ‘smerig’.
Een smerig verhaal
Wil je echt een onsmakelijk verhaal horen? Hier komt het. Ik ben een keer van mijn fiets gevallen met mijn knie midden in de hondenpoep. Het was zo vies! Mijn broek zat onder de poep. Echt heel goor. Het is al een jaar geleden gebeurd, maar ik word nog misselijk als ik eraan denk.
Slide 29 - Tekstslide
"smerig" Welke woorden ken je nog meer?
Slide 30 - Woordweb
Wat is een synoniem?
A
een woord dat het tegengestelde is
B
een woord dat (bijna) hetzelfde betekent
C
een woord dat twee verschillende betekenissen heeft
D
een woord dat je teksten leuker en beter maakt
Slide 31 - Quizvraag
Bedenk synoniemen!
mooi
lekker
lachen
de man
het dier
sterk
rennen
verliezen
Slide 32 - Tekstslide
Schrijf een tekst van zes zinnen over waar, hoelang en wanneer jij het liefst slaapt. Gebruik ten minste drie verschillende woorden die hetzelfde betekenen als ‘slapen’.
Slide 33 - Open vraag
Welke woorden zijn te informeel?
Ricky wil graag op zaterdag in de snackbar werken. Hij heeft een e-mail naar de eigenaar geschreven.
Lees de e-mail van Ricky en zoek woorden die Ricky beter niet in deze e-mail had kunnen gebruiken.
Hé meneer Westers,
Ik zoek een baantje op zaterdag en ik zou het superleuk vinden om in jouw snackbar te werken. Kan dat?
Ik kan elke zaterdag. Ik kan ’s ochtends vroeg beginnen, maar dan is de snackbar nog niet open, ha ha. ’s Avonds kan ik ook werken. Op maandagmiddag en donderdagmiddag kan ik vanaf vier uur, alleen niet als ik
megaveel huiswerk heb. Kun je me laten weten of het kan?
Doei en de mazzel,
Ricky Boomstra
Slide 34 - Tekstslide
Welke woorden zijn te informeel?
Slide 35 - Woordweb
Check!
begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden?
begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit leesteksten?
heb je een Stappenplan moeilijke woorden geleerd?
weet je dat verschillende woorden hetzelfde kunnen betekenen?