MODULE 2 Persoonsvorm

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Persoonsvorm

- Elke zin heeft een persoonsvorm

- Een persoonsvorm is altijd een werkwoord

- verleden tijd: het woord dat verandert is de persoonsvorm

Wat is waar?

1. Een persoonsvorm is een werkwoord
2. Niet elke zin heeft een persoonsvorm
3. Elk werkwoord is een persoonsvorm
4. Een zin kan meerdere persoonsvormen hebben

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?: "Katinka loopt naar de markt om brood te halen."

1. halen
2. brood
3. markt
4. loopt

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?: "Mark werkt op een basisschool als conciërge."

1. conciërge
2. Mark
3. werkt
4. als

"Charlotte wil graag haar nieuwe laarsjes aan naar school morgen."

1. graag
2. wil
3. Charlotte
4. morgen

"Ashley maakt een kaart voor haar vriendin."

1. maakt
2. Ashley
3. voor
4. haar

"Joris heeft vorige week twintig posters gekocht voor aan zijn muur."

1. heeft
2. posters
3. gekocht
4. twintig

"Ingrid fietste gisteren door de stromende regen naar haar werk."

1. gisteren
2. fietste
3. stromende
4. naar

"Nicole heeft morgen een belangrijke presentatie."

1. Nicole
2. morgen
3. heeft
4. belangrijke

Zet de zin in een andere tijd: "Mevrouw Kraai zingt altijd vals tijdens de voorstelling."

Wat is de persoonsvorm?

De persoonsvorm

Mijn moeder

heeft

mijn brood

gesmeerd