1MHV De ontkenning

La négation
De ontkenning
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

La négation
De ontkenning

Slide 1 - Tekstslide

Maak een ontkennende zin in het Nederlands:

Slide 2 - Open vraag

De ontkenning
=> De Nederlandse woorden niet en geen bestaan in het Frans uit twee woorden: ne…. pas.
=> Ne staat vóór de persoonsvorm (het eerste werkwoord), pas direct erna.

          Je ne trouve pas mon livre = Ik vind mijn boek niet
          Il ne travaille pas dans un café = Hij werkt niet in een café

Slide 3 - Tekstslide

Uitzondering
=> ‘Ne' verandert in 'n’' voor een werkwoord dat begint met een         klinker of een stomme 'h'.

            Je n’aime pas les glaces = Ik hou niet van ijsjes
            Elle n’habite pas à Bruxelles = Zij woont niet in Brussel



Slide 4 - Tekstslide

Ezelsbruggetje
Stap 1: 
Onderstreep de persoonsvorm (het eerste werkwoord in de zin).

Stap 2: 
Zet de dan de bril op de persoonvorm: ne/n' ervoor, pas erachter.

Slide 5 - Tekstslide

Let op!
=> De ontkenning van c’est (het is/dat is) is ce nest pas:
    
             Ce n’est pas bon = Het is niet lekker
             Ce n’est pas gentil = Dat is niet aardig

C' = ce (het) maar verwordt tot c' wanneer het wordt gevolgd door 'est' om een klinkerbotsing ( ce est) te voorkomen.




Slide 6 - Tekstslide

Hoe maak je de volgende zin ontkennend?
"Il mange une glace"
A
Il mange ne pas une glace.
B
Il ne pas mange une glace.
C
Il ne mange pas une glace.
D
Il mange une ne glace pas.

Slide 7 - Quizvraag

Hoe maak je de volgende zin ontkennend?
"Nous adorons les bonbons."
A
Nous ne adorons pas les bonbons.
B
Nous ne pas adorons les bonbons.
C
Nous adorons ne pas les bonbons.
D
Nous n'adorons pas les bonbons.

Slide 8 - Quizvraag

Hoe maak je de volgende zin ontkennend?
"J'habite à Zutphen."
A
J' ne habite pas à Zutphen.
B
Je n'habite pas à Zutphen.
C
Je ne pas habite à Zutphen.
D
J'habite ne pas à Zutphen.

Slide 9 - Quizvraag

Hoe maak je de volgende zin ontkennend?
"Mes frères jouent à la console."
A
Mes frères ne pas jouent à la console.
B
Mes frères ne jouent pas à la console.
C
Mes ne frères pas jouent à la console.
D
Mes frères jouent ne pas à la console.

Slide 10 - Quizvraag

Hoe maak je de volgende zin onkennend?
C'est amusant.
A
C'est ne pas amusant.
B
Ne c'est amusant pas.
C
C'est ne amusant pas.
D
Ce n'est pas amusant.

Slide 11 - Quizvraag

Zet de ontkenning op de goede plek:
Je trouve mon livre.

Slide 12 - Open vraag

Zet de ontkenning op de goede plek:
Maxime adore le foot.

Slide 13 - Open vraag

Zet de ontkenning op de goede plek:
Nous habitons à Nice.

Slide 14 - Open vraag

Zet de ontkenning op de goede plek:
Ils sont à Marseille.

Slide 15 - Open vraag

Zet de ontkenning op de goede plek:
Je joue avec mon frère.

Slide 16 - Open vraag

Ik kan ontkenning toepassen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll