Thema 4: Evolutie Oefenles

Evolutie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De belangrijkste celkenmerken om domeinen en rijken in te delen:

- wel/geen celkern
- wel/geen celwand
- wel/geen bladgroen-korrels
- eencellig of een-/veelcellig

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedingswijze
Autotroof: Zet anorganische stoffen (CO2 + H2O) om in organische stoffen, door fotosynthese. Dus maakt eigen voedsel. Planten zijn autotroof

Heterotroof: Heeft andere organisme nodig voor zijn voedsel. Eet organische stoffen. bijv. mier, bacterie, schimmel, aap

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Virus
- geen organisme, niet levend. 
- Virus bestaat uit erfelijk materiaal
   met een eiwitmantel 
- niet zelfstandig voortplanten,
   want geen celorganellen
- dus heeft een gastheer nodig

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Virus
- Virussen die bacteriën gebruiken --> bacteriofagen
- Dringen bacterie binnen, DNA uit de eiwitmantel zorgt ervoor dat de gastheer nieuwe virussen maakt.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door het meanderen van een rivier in het tropisch regenwoud raken enkele tientallen vierkante kilometers woud geïsoleerd van de rest.
In de daar levende kleine groep van een bepaalde apensoort blijken na 20 jaar heel andere allelfrequenties voor te komen dan bij de grote groep verderop.
– Wat is de oorzaak daarvan?
– Welke naam wordt gebruikt voor dit verschijnsel?
A
Geen toeval, Natuurlijke selectie
B
Geen toeval, Genetic drift
C
Toeval, Natuurlijke selectie
D
Toeval, Genetic drift

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit, hoe volgens de evolutietheorie de verdeling in twee rassen op Sri Lanke is ontstaan?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe verandert de gene pool in een populatie?
1. Mutatie
2. Migratie (gene flow), 3. Genetic drift
4. Natuurlijke (+Seksuele) Selectie

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaan van nieuwe soorten
  • Door natuurlijke selectie kan een populatie na een tijd veranderen. 
    Zo werd de populatie motten tijdens de industriële revolutie zwart.  

  • Maar hoe ontstaan dan nieuwe soorten?
    --> Doordat soorten van elkaar geisoleerd raken 
    Stel de oeffies planten zich alleen maar voort met elkaar, en de toeffies alleen maar met elkaar, zullen er naar loop van tijd twee verschillende soorten zijn. Oeffies & Toeffies 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geografische Isolatie = Allopatrische soortvorming

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sympatrische soortvorming
  • Ander baltsgedrag                     Ander paringsseizoen       

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sommige krekelmannetjes maken een afwijkend sjirpgeluid, waardoor krekelvrouwtjes niet op hen reageren in de voortplantingstijd.
Waardoor zouden de afwijkende sjirp krekels een nieuwe soort kunnen vormen?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Eilandtheorie
- Groter eiland: meer ruimte en niches
- Kleiner eiland: meer extinctie

- Dichtbij vaste land: meer immigratie

Welk eiland meeste soorten?
Welk eiland minste?
VS -->

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eilandtheorie
Darwin ontdekte dat hoe groter het eiland, hoe meer soorten er voorkwamen. En hoe verder van vaste land, hoe minder soorten.
Effect afstand tot vaste land.
Effect grootte van een eiland 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eilandtheorie
Invloed van immigratie en uitsterven op biodiversiteit eiland.
Relatie tussen afstand en grootte eiland voor biodiversiteit eiland.
Binas 93C

Slide 17 - Tekstslide

Benadruk de ligging van het evenwicht in biodiversiteit tussen de verschillende soorten eilanden.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe goed ben je voorbereid op het SE over evolutie?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Waar heb je nog vragen over?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tandwalvissen eten vis en andere zeedieren. Ook baleinwalvissen eten voornamelijk dierlijk voedsel. De voorouders van de walvis waren echter planteneters, zo blijkt uit fossielen van hun voorouders. Zij hadden voorpoten die alleen bij evenhoevigen zoals bijvoorbeeld runderen, nijlpaarden en herten voorkomen. In afbeelding 1 staan fossiele vondsten van voorouders van de walvis. Van de Pakicetus inachus is alleen een schedel met tanden gevonden maar van de meeste andere bijna hun volledig skelet. Deze vondsten ondersteunen de theorie dat de walvis geëvolueerd is vanuit een landzoogdier. Rodhocetes is al een zeezoogdier waarbij nog duidelijk een achterpoot zichtbaar is. In het huidige walvisskelet is alleen nog een bot aanwezig op de overeenkomstige plek, zonder uitwendige poot of vin.

Hoe noemt men een orgaan zoals het genoemde bot in het huidige walvisskelet?
A
Analoog orgaan
B
rudimentair orgaan
C
Fossiel orgaan
D
vitaal orgaan

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies





De fossiele vondsten staan gerangschikt op jaartal van de opgraving waarin ze gevonden zijn (zie afbeelding 1). In de geologische tijdschaal verschijnt de Pakicetus inachus het eerst. De andere vier voorouders kunnen op basis van de kenmerken van de gevonden fossielen in een afstammingsreeks gerangschikt worden.

Wat is de volgorde van voorouders van de walvis in deze afstammingsreeks? Schrijf alleen de nummers (in de juiste volgorde) op.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





De fossiele vondsten staan gerangschikt op jaartal van de opgraving waarin ze gevonden zijn (zie afbeelding 1). In de geologische tijdschaal verschijnt de Pakicetus inachus het eerst. De andere vier voorouders kunnen op basis van de kenmerken van de gevonden fossielen in een afstammingsreeks gerangschikt worden.

Wat is de volgorde van voorouders van de walvis in deze afstammingsreeks? Schrijf alleen de nummers (in de juiste volgorde) op.               (1), 4, 3, 2, 5 of (1), 4, 3, 5, 2



Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Japanse onderzoekers bestudeerden de afstamming van de walvis op een heel andere manier. Zij onderzochten overeenkomsten en verschillen tussen het DNA van een aantal organismen en konden zo de verwantschap bepalen. De verwantschap is als volgt in een schema weergegeven (zie afbeelding 2).
In het onderzoek werden onder andere baleinwalvissen, dwergherten, giraffen en zwijnen betrokken.
Tussen welke twee van deze diergroepen komt het DNA het minst overeen?
Tussen welke twee van deze diergroepen komt het DNA het meest overeen?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Japanse onderzoekers bestudeerden de afstamming van de walvis op een heel andere manier. Zij onderzochten overeenkomsten en verschillen tussen het DNA van een aantal organismen en konden zo de verwantschap bepalen. De verwantschap is als volgt in een schema weergegeven (zie afbeelding 2).
In het onderzoek werden onder andere baleinwalvissen, dwergherten, giraffen en zwijnen betrokken.
Tussen welke twee van deze diergroepen komt het DNA het minst overeen?          Zwijn en balein
Tussen welke twee van deze diergroepen komt het DNA het meest overeen?        giraffe en dwergherten

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies