In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Overtuigende teksten schrijven
Instructiemoment
Slide 1 - Tekstslide
Na deze instructie:
* Heb je de opbouw van een tekst herhaald. * Ken je het belang van een schrijfplan.
* Weet je aan welke eisen een alinea voldoet. * Weet je wat een overtuigende tekst inhoudt.
Slide 2 - Tekstslide
Wat vind jij: Het aantal uur gym op school moet verdubbeld worden
A
Ja
B
Nee
Slide 3 - Quizvraag
Standpunt en argumenten
Je hebt net je standpunt bepaald over het aantal uur gym op school.
Een standpunt is je mening over een onderwerp.
Je kunt je mening onderbouwen met argumenten. Dat zijn redenen waarom je iets vindt.
Slide 4 - Tekstslide
Formuleer nu een argument bij je standpunt over gym
Slide 5 - Open vraag
Welke woorden gebruik je?
Standpunt
Ik vind dat...
Ik ben van mening dat...
Volgens mij....
Argument
Want....
Immers....
Een reden hiervoor is dat....
Slide 6 - Tekstslide
Sleepvraag
In de volgende slide zie je een sleepvraag.
Sleep de naam van het tekstdeel naar het juiste stuk in de tekst.
Slide 7 - Tekstslide
Inleiding
Middenstuk
Slot
Slide 8 - Sleepvraag
Schrijfplan
In een schrijfplan vul je in wat het
onderwerp, het
tekstdoel en de hoofdgedachte
van je tekst zijn. Dan schrijf je van
elke alinea het deelonderwerp
op. Daarachter schrijf je in
steekwoorden de informatie die je
hebt gevonden.
Slide 9 - Tekstslide
Opdelen in alinea's
Het schrijven van alinea's is nu niet moeilijk meer: - Schrijf de belangrijkste zin aan het begin of het eind van de alinea.
- Schrijf de woorden onder "aanvullende informatie" in goede zinnen uit.
> Waarom bestaat je middenstuk uit verschillende alinea's?
Slide 10 - Tekstslide
Eisen alinea's
Elke alinea snijdt een nieuw (deel)onderwerp aan. De (deel)onderwerpen staan op een logische volgorde.
Elke alinea heeft een kernzin. Een kernzin bevat de belangrijkste informatie, de kern van wat je wilt zeggen in die alinea. De overige zinnen zijn een toelichting of een voorbeeld.
Een alinea is niet te lang of te kort. Een alinea bestaat gemiddeld uit zes zinnen. Een alinea die uit één zin bestaat is geen goede alinea. Vaak hoort deze zin nog bij de alinea ervoor of bij de alinea erachter.