Par 7.1

Par 7.1
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Par 7.1

Slide 1 - Tekstslide

Een ander woord voor indirecte belastingen is kostprijsverhogende belastingen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Iemand zijn belastbaar inkomen is €20.000. Deze gene betaalt €10.000 aan belasting. Een ander zijn belastbaar inkomen is €30.000. Deze gene betaalt ook €10.000 aan belasting. Waarvan is hier spraken?
A
Progressief
B
Proportioneel
C
Degressief

Slide 3 - Quizvraag

Door de heffingskortingen wordt je belastbaar inkomen hoger waardoor je meer belasting betaalt.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Progressieve belastingen zijn belastingen die:
A
Ervoor zorgen dat mensen minder hard werken.
B
Volgens het profijtbeginsel werken.
C
Voor iedereen gelijk zijn
D
Volgens het draagkrachtbeginsel werken

Slide 5 - Quizvraag

Het belastbare inkomen van Jan is € 80.000, hoeveel is dan de berekende belasting in box 1?

A
11.493
B
29.640
C
31.070
D
39.600

Slide 6 - Quizvraag

Welke belasting is een directe belasting?
A
btw
B
inkomstenbelasting
C
accijns
D
motorrijtuigenbelasting

Slide 7 - Quizvraag

Het belastbaar inkomen is:
A
Inkomen BOX 1 - aftrekposten
B
Inkomen BOX 1 - heffingskortingen
C
Inkomen BOX 1 - te betalen belasting
D
Inkomen BOX 1 - betaalde loonheffing

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

De exportquote is:
A
De uitvoerwaarde
B
de uitvoerwaarde als % van net nationaal inkomen
C
de invoerwaarde
D
Geld wat binnenkomt

Slide 19 - Quizvraag

De import/exportquote geven weer:
A
De concurrentiepositie van een land in %
B
Hoeveel % van het BNI import/export is
C
% van import/export vergeleken met andere landen

Slide 20 - Quizvraag

Bereken de exportquote:

BBP
650 miljard
Export
180 miljard
Import
79 miljard
A
12,2 %
B
39,8%
C
43,9%
D
27,7%

Slide 21 - Quizvraag

de exportquote bereken je door:
A
exportwaarde x nationaal inkomen : 1 00%
B
exportwaarde : nationaal inkomen x 100%
C
exportwaarde : 100% x nationaal inkomen
D
nationaal inkomen : exportwaarde x 100%

Slide 22 - Quizvraag

Een landen met een open economie heeft een .......... importquote en een .......... exportquote
A
Hoge - hoge
B
Hoge - lage
C
Lage - Lage
D
Lage - hoge

Slide 23 - Quizvraag

Het nationaal inkomen van een land is 850 miljard euro. De exportquote is 700 miljard. Wat is de exportquote?
A
121,4%
B
82,4%
C
56,7%
D
77%

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de definitie van handelsbalans?
A
Het handelsoverschot van een land.
B
Het verschil tussen export en import van goederen.
C
Het totale bedrag aan exporttransacties.
D
De waarde van alle importgoederen.

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent een handelstekort?
A
Gelijkheid tussen export en import.
B
Meer import dan export van goederen.
C
Een daling van importkosten.
D
Een overschot in de handelsbalans.

Slide 26 - Quizvraag

Hoe beïnvloedt een positieve handelsbalans een economie?
A
Het verlaagt de werkloosheidscijfers.
B
Het vermindert de overheidsuitgaven.
C
Het kan leiden tot een sterkere nationale munteenheid.
D
Het verhoogt de inflatie.

Slide 27 - Quizvraag

Hoe beïnvloedt de wisselkoers de export?
A
Een gunstige wisselkoers maakt export goedkoper.
B
Een gunstige wisselkoers maakt export duurder.
C
De wisselkoers heeft geen invloed op export.
D
Een gunstige wisselkoers heeft geen effect op export.

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de relatie tussen wisselkoers en export?
A
De wisselkoers heeft geen invloed op export.
B
Een sterke lokale valuta bevordert de export.
C
Een zwakke lokale valuta remt de export.
D
Een sterke lokale valuta remt de export.

Slide 29 - Quizvraag