Vwo 3 maandag 22 maart

Today:
- Modal verbs + practice 
- May/might + practice
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Today:
- Modal verbs + practice 
- May/might + practice

Slide 1 - Tekstslide

Modal verbs
- Auxiliary verbs (hulpww) are verbs used to express possibility, obligation, advice, permission, ability, and so on.
should
must
ought to
- have to (and 'have got to' are not modal verbs, but are closely related to modals in meaning and are often used to express the same as the above mentioned modal verbs)

Slide 2 - Tekstslide

Modal verbs from grammar unit 4
- Can/could
- May/might
- Shall
- Will/would
(Allowed to is also mentioned, but is not a modal verb, expresses permission (see 4.5 grammar))

Slide 3 - Tekstslide

Can & be able to
1. Als je wilt zeggen dat iemand iets kan kun je can of be able to gebruiken.
2. Als je praat over vaardigheden dan gebruik je can, cannot en can't
3. Als je wilt zeggen dat iemand in staat is om iets te doen bijvoorbeeld naar een feestje gaan.
Zinnen met be able to zijn formeler dan can
4. als je wilt zeggen dat iemand iets kon gebruik je was / were able to + hele werkwoord.

Slide 4 - Tekstslide

You ________ sing very well.
A
are able to
B
can
C

Slide 5 - Quizvraag

Can you read this for me? I ______
see without my glasses.
A
am not able to
B
can't

Slide 6 - Quizvraag

She has everything money
________ buy.
A
is able to
B
can

Slide 7 - Quizvraag

Don't shout, I ______ hear you very well.

Slide 8 - Open vraag

She _______ come to my birthday next week.

Slide 9 - Open vraag

Must, have to, should, ought to
1. Should (not) + hele werkwoord als jij vindt dat iets (niet) zou moeten. Je geeft advies of raadt iets af.
2. must (not) + hele werkwoord als jij vindt dat iets (niet) moet. Krachtiger dan should.
3. has to / have to + hele werkwoord om zekerheid, noodzaak of verplichting uit te drukken. Iets moet van iemand anders
4. don't have to / doesn't have to + hele werkwoord iets hoeft niet, het is geen verplichting.
5. ought to + hele werkwoord om advies te geven, als iets moet, als iets gedaan zou moeten. Deze is erg formeel.

Slide 10 - Tekstslide

When we were at school we ______ wear a uniform.
A
ought to
B
had to
C
must

Slide 11 - Quizvraag

I _________ wear glasses, I still can see perfectly well.
A
am not allowed to
B
mustn't
C
don't have to

Slide 12 - Quizvraag

We _______ go for a drink one day.
A
must
B
have to
C
ought to

Slide 13 - Quizvraag

You _____ buy more clothes, you don't have any money!

Slide 14 - Open vraag

May, might, be allowed to
1. may / might + hele werkwoord om toestemming te vragen of zeggen dat iets niet is toegestaan. 'may' is mogen en 'might' is zou mogen.
2. be allowed to + hele werkwoord om te zeggen dat iets (niet) is toegestaan volgens de regels.

Slide 15 - Tekstslide

______ ask questions during the lesson?
A
May I
B
Am I allowed to
C
Might I

Slide 16 - Quizvraag

He ______ have arrived yesterday
A
may
B
might

Slide 17 - Quizvraag

You ____ not shout in class.
A
may
B
might

Slide 18 - Quizvraag

(I) ask you something sir?

Slide 19 - Open vraag

We __________ talk to each other because it was an exam.

Slide 20 - Open vraag