2. Ademhalingsstelsel

Biologie T2B 20/9
HW check
Herhaling basisstof 1: Verbranding
Leerdoelen basisstof 2
Uitleg basisstof 2: Het ademhalingsstelsel
maken van opdrachten
Basisstof 3: Ademhalen
Klassikaal oefenen
Huiswerk opschrijven

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Biologie T2B 20/9
HW check
Herhaling basisstof 1: Verbranding
Leerdoelen basisstof 2
Uitleg basisstof 2: Het ademhalingsstelsel
maken van opdrachten
Basisstof 3: Ademhalen
Klassikaal oefenen
Huiswerk opschrijven

Slide 1 - Tekstslide

Opdrachten 1.1 CHECK

Opdrachten 1 t/m 3 ("Makkelijk/kennis")
Opdrachten 6 t/m 8 ("Moeilijk/inzicht")

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling 1.1: verbranding
er waren 2 leerdoelen
1. Je weet dat voor verbranding zuurstof nodig is en dat koolstofdioxide ontstaat. (Dit is gewoon een feit, schrijf deze zin desnoods in je aantekeningen!)
2. Je kunt het verband beschrijven tussen verbranding in je lichaam en lichamelijke inspanning.

Slide 3 - Tekstslide

Thema 1 Verbranding en ademhaling
  1. Verbranding
  2. Het ademhalingsstelsel
  3.  Ademhalen
  4. Gezonde longen
  5. Stofwisseling

Slide 4 - Tekstslide

leerdoelen
1. Je kunt in een afbeelding van het ademhalingsstelsel de delen benoemen.
2. Je kunt de kenmerken en functies van de delen van het ademhalingsstelsel noemen.
Je kunt beschrijven wat een indicator is

Slide 5 - Tekstslide

Wat te doen?!
Je ziet hier een plaatje van het hele ademhalingsstelsel. Bekijk de onderdelen even goed en lees de namen. ZItten er al bekende namen bij?! Wij hebben ademhaling nodig om zuurstof in te ademen (deze zuurstof gebruiken we dan weer bij de verbranding) en om koolstofdioxide uit te ademen.
Wat is dit?
Dit is een uitvergroting van het kleineste stukje van je longen. Dit lijken een soort trosjes druiven. Deze hele kleine longblaasjes zijn zo ontzettend dus dat de zuurstof die je hebt ingeadend hier DOOR het blaasje heen kan springen, zo je bloed in. Daarna gaat die zuurstof door heel je lichaam heen.

Slide 6 - Tekstslide

Lees mij eerst! Neus of Mond?
Je kan door je neus ademhalen maar ook door je mond. (je kan dit trouwens niet tegelijkertijd, al eens geprobeerd?). Als je door je mond ademt gaat de lucht door je mondholte, daarna naar je keelholte en dan de luchtpijp in. Maar als je via je neus ademt gaat de lucht eerst langs de neusholte. En dat heeft voordelen!
Vervolg: Neus of Mond?
Door je neus ademhalen heeft dus veel voordelen! Hte is zelfs gezonder. Doordat je minder viezigheid (en bijvoorbeeld ziekteverwekkers) binnen krijgt blij jij gezonder. Ook blijven je longen schoner en heb je dus minder kans op bijvoorbeeld een longontsteking.

Slide 7 - Tekstslide

Ademen (door je neus)
Je ademt in door je neus. de lucht komt nu in je neusholte. de huig staat open en de lucht kan doorstromen naar de keelholte. Hier staat het strottenklepje ook open zodat de ingeademde lucht de luchtpijp in kan.
Slikken
Als je eten of drinken doorslikt staat de huig dicht zodat het NIET je neusholte in kan gaan. ook het strottenklepje staat dicht zodat de luchtpijp is afgesloten. Hierdoor kan je eten en drinken maar 1 kant op: De slokdarm in richting je maag.
Verslikken (Cola in Neus?!)
Ooit wel eens een slok cola genomen die weer door je neus naar buiten kwam doordat je moest lachen? dan heb bij je verslikt. Als je drinkt (en eet) hiirt de huis dicht te zijn zodat de neusholte veilig is afgesloten. Soms gebeurd dit helaas niet. Ook kan het strottenklepje soms niet goed sluiten doordat je persongeluk inademd bij het eten. Het eten schiet dan je "verkeerde keelgat" in en komt in de luchtpijp in plaats van slokdarm. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Opdrachten
Maak van 1.2 de opdrachten:
1, 2, 5, 6 en 7
(Maximaal 10-15 minuten)
Hierna: Klassikaal wat oefenvragen in LessonUp

Slide 12 - Tekstslide

Waarom is de neusademhaling beter dan de mondademhaling?
A
Dan komt de lucht gelijk in de luchtpijp
B
Lucht wordt vochtiger en warmer
C
Lucht wordt kouder en droger
D
Lucht heeft een kortere weg af te leggen naar de luchtpijp

Slide 13 - Quizvraag

De neusharen zorgen ervoor dat....

Slide 14 - Open vraag

Wat sluit er niet goed, als je je verslikt?

Slide 15 - Open vraag

Wat is de functie van longblaasjes?

Slide 16 - Open vraag

Ademhalen

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt de werking van de longblaasjes beschrijven.
  2. Je kunt de verschillen noemen tussen ingeademde lucht en uitgeademde lucht.
  3. Je kunt beschrijven hoe een inademing en een uitademing tot stand komen.

Slide 18 - Tekstslide

Het ademhalingsstelsel
middenrif
neusslijmvlies
trilharen
huig
strotklepje
luchtpijp
bronchiën
longblaasjes 

Slide 19 - Tekstslide

Longblaasjes
Aan het eind van de bronchiën

Om longblaasjes zitten hele dunne bloedvaten:  haarvaten

Slide 20 - Tekstslide

Aantekening
Functie longblaasjes = het uitwisselen van Zuurstof en Koolstofdioxide. Dit heet Gaswisseling.
Gaswisseling = het uitwisselen van gassen.

Slide 21 - Tekstslide

Longhaarvaten
In longblaasjes zit lucht ( met zuurstof)
In de longhaarvaten(Dunne bloedvaten) zit bloed met koolstofdioxide.
Zuurstof en koolstofdioxide kunnen door de wand van de longblaasjes heen.

Aantekening
Zuurstof gaat UIT het longblaasje, IN het bloed
Koolstofdioxide gaat UIT het bloed, IN het longblaasje

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Huiswerk Opdrachten
Thema 1.2:  1, 2, 5, 6 en 7 AF
Thema 1.3: 1 en 2

Slide 24 - Tekstslide

Inademen
  1. Tussenribspieren en middenrifspieren trekken samen.
  2. Ribben kantelen omhoog en het middenrif wordt plat. 
  3. Borstholte en je longen worden groter. 
  4. Lucht in je longen krijgt meer ruimte, daardoor neemt de luchtdruk in je longen af. 
  5. Lucht stroomt vanzelf naar binnen: je ademt in. 

Slide 25 - Tekstslide

Uitademen

  1. Tussenribspieren en middenrifspieren ontspannen.
  2. Ribben zakken naar beneden. Het middenrif wordt bol.
  3. Borstholte en longen worden kleiner.
  4. Lucht in je longen krijgt minder ruimte, luchtdruk neemt toe.
  5. Lucht stroomt naar buiten: je ademt uit. 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Uitwisseling van zuurstof en koostofdioxide met bloed vindt plaats in
A
Bronchiën
B
Longblaasjes
C
Longhaarvaten
D
Luchtpijptakjes

Slide 28 - Quizvraag

Eén van de redenen waarom de gaswisseling snel kan verlopen is omdat
A
Er veel longblaasjes zijn
B
Er veel longhaarvaten zijn
C
De longblaasjes een heel dikke wand hebben
D
De luchtwegen schoon gehouden worden

Slide 29 - Quizvraag

Gaswisseling
Zuurstof en koolstofdioxide zijn gassen

Zuurstof gaat van de longblaasjes naar de bloedvaten
Koolstofdioxide gaat van de bloedvaten naar het longblaasjes

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Waar vindt gaswisseling plaats?
A
Luchtpijp
B
Long
C
Keelholte
D
Longblaasje

Slide 32 - Quizvraag

Ademhalen
Je gebruikt de ademhalingsspieren
middenrif, buikspieren en tussenribspieren

Slide 33 - Tekstslide

Ademhalingsspieren

Slide 34 - Tekstslide

Ademhaling
2 soorten ademhaling

  • borstademhaling
  • buikademhaling

Slide 35 - Tekstslide

Borstademhaling
ribben en borstbeen bewegen

inademen: tussenribspieren spannen aan, ribben en borstbeen bewegen omhoog, longen worden groter

uitademen: tussenribspieren ontspannen, ribben en borstbeen bewegen omlaag, longen worden kleiner

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Buikademhaling
middenrif en buikwand bewegen

inademen: middenrif trekt samen en beweegt omlaag, borstholte wordt groter, longen worden groter

uitademen: middenrif ontspant en beweegt omhoog, borstholte en longen worden kleiner

Slide 38 - Tekstslide

Typen ademhalen
Borstademhaling (ribademhaling): 
Je ribben bewegen omhoog en omlaag. Spieren tussen je ribben trekken samen.
Buikademhaling (middenrifademhaling):
Je middenrif beweegt omhoog en omlaag. Spieren aan de onderkant van je middenrif trekken samen.

Slide 39 - Tekstslide

Ribademhaling heet ook wel
A
Middenrifademhaling
B
Borstademhaling
C
Buikademhaling
D
Longademhaling

Slide 40 - Quizvraag

Waarbij hoort de volgende waarneming:
"De tussenribspieren trekken samen."
A
Inademing bij borstademhaling
B
Uitademing bij borstademhaling
C
Inademing bij buikademhaling
D
Uitademing bij buikademhaling

Slide 41 - Quizvraag

Bij welke adembeweging beweegt de buikwand naar voren?
A
Bij inademing door middel van borstademhaling.
B
Bij inademing door middel van buikademhaling.
C
Bij uitademing door middel van borstademhaling.
D
Bij uitademing door middel van buikademhaling.

Slide 42 - Quizvraag

Welke spieren zijn er betrokken bij de borstademhaling
A
middenrifspieren
B
tussenribspieren
C
middenrifspieren en tussenribspieren
D
geen van deze spieren

Slide 43 - Quizvraag

Wat doen de spieren rond het middenrif tijdens buikademhaling?
A
Die trekken plat
B
Die zetten uit

Slide 44 - Quizvraag

Je hebt twee soorten ademhaling, borst- en buikademhaling. Bij welke ademhaling speelt de middenrif een grote rol?
A
Borstademhaling
B
Buikademhaling

Slide 45 - Quizvraag

Zet de stappen van inademen in de goede volgorde
Lucht stroomt je longen in
Je borstholte en longen worden groter
Tussenribspieren en middenrifspieren trekken samen
Luchtdruk in je longen neemt af
Ribben kantelen omhoog en middenrif wordt plat

Slide 46 - Sleepvraag

Zet de stappen van uitademen in de goede volgorde
Je borstholte en longen worden kleiner
Lucht stroomt naar buiten
Tussenribspieren en middenrifspieren ontspannen
Luchtdruk in je longen neemt toe
Ribben zakken naar beneden en middenrif wordt bol

Slide 47 - Sleepvraag