Lesson 3.1 + grammar

Today's planning
  1.  Welkom!

  2. Herhalen

  3. Making homework
timer
6:00
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Today's planning
  1.  Welkom!

  2. Herhalen

  3. Making homework
timer
6:00

Slide 1 - Tekstslide

 to be going to
Wat is het?
Het geeft aan dat iets in de toekomst ZEKER gaat gebeuren
Hoe maak je het?
to be + going to + hele werkwoord

I am going to buy a newspaper
Wat geeft het aan in een zin?
om aan te geven wat iemand van plan is  of wat zeker zal gebeuren.

Slide 2 - Tekstslide

To be going to bevestigend
Am
I am going to read this newspaper

Are
You are going to read this book
They are going to read this book

Is
He/ She/ it is going to run late 
Daan .......................................................... (see) this movie.
We ...................................................... (walk) to the park.

Slide 3 - Tekstslide

To be going to ontkennend
Am
I am not going to see him

Are
You are not going to read  this book 
They/ we are not going to read this book

Is
He/ She/ it is not going to be happy about this
Mats ................................................................. (play) music tomorrow.
They ................................................................. (listen) to the radio.

Slide 4 - Tekstslide

To be going to vragend
Am
Am I going to focus on this?
Are
Are you going to run late?
Are we/they going to party?
Is
Is he/she/it going to cook dinner?
.......... we ................................................................. (watch) a video?
......... Micha ............................................................. (sing) karaoke?

Slide 5 - Tekstslide

Grammar: Tag's - korte vraagjes
De spreker vraagt hiermee eigenlijk: ‘Klopt dat?’ of ‘Ben je het met me eens?’

In het Nederlands zeg je vaak iets als: nietwaar? / hè? / toch? / vind je niet?

Slide 6 - Tekstslide

Tag's 
Zin positief --> Tag negatief
Zin negatief --> Tag positief

You are at school together,
aren't you?
You're not busy, 
are you?

Slide 7 - Tekstslide

Tags

Slide 8 - Tekstslide

Tag's 
Zin positief --> Tag negatief
Zin negatief --> Tag positief

You are at school together,
aren't you?
You're not busy, 
are you?
You are at the park, .........................................................?
He wasn't laughing at you, ..................................................?
I was going to a party, ..........................................................?

Slide 9 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden
Het bezittelijke voornaamwoord geef aan dat iets in het bezit is van iemand.

Bijvoorbeeld: Dit is mijn huis → This is my house
Dit is jouw huis → This is your house

Slide 10 - Tekstslide

Mijn
My
Jouw, Jullie
Your
Zijn
His
Haar
Her
Van het, ervan
Its
Ons
Our
Hun
Their

my
mijn
your
jouw/ jullie
his
zijn
her
haar
its
van het, ervan
our
ons
their
hun

Slide 11 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden
This is ........................ (zijn) computer.

That are ......................... (mijn) shoes.

This is ...................... (ons) horse.

Slide 12 - Tekstslide

What now?
Work on ex. 6, 7, 8 
Workbook page 88-90
Coursebook page 93-94

Finished? Make Get Ahead (9) on page 90 & 91 of your workbook
timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide