Je kunt uitleggen hoe de financiële structuur van een onderneming tot stand komt
Je kunt de financieringsregels uitleggen en beoordelen of een onderneming deze juist heeft toegepast
Je kunt het hefboomeffect uitleggen en berekenen
Je kunt uitleggen waarom ondernemingen off-balance financieringen aangaan en uitleggen of dit een financieel voordelige keuze is
Je kunt uitleggen dat met opties en termijncontracten risico's worden afgedekt.
Let op: paragraaf 20.2 is geen toetsstof (we hebben hfd. 17 niet behandeld dit jaar)
Slide 2 - Tekstslide
Financiële structuur
Kapitaalstructuur
Vermogensstructuur
Proces
wat is de samenstelling van het benodigd kapitaal?
wat is de totale vermogens-behoefte?
welke soorten vermogen zijn beschikbaar?
Leidt tot vermogensstructuur
Slide 3 - Tekstslide
Financiële structuur
Kapitaalstructuur
Vermogensstructuur
Doel: risico betalingsproblemen voorkomen
Hoe: kapitaal en vermogen op elkaar aan laten sluiten
Financieringsregels
(zie blz. 316)
Slide 4 - Tekstslide
Hefbomen 1
Hefboom EV/VV: als lenen minder rente kost dan een investering aan rendement oplevert is het voordelig om zoveel mogelijk vreemd vermogen te gebruiken om bijvoorbeeld je machines te financieren..
Risico?
Als rendement achterblijft dan lopen de renteverplichtingen door en kunnen betalingsproblemen ontstaan
Slide 5 - Tekstslide
Hefbomen 1
Hefboom constante kosten/ variabele kosten: een onderneming met veel vaste activa heeft vaak hogere constante kosten. Een kleine verandering in afzet heeft dan verhoudingsgewijs een grotere invloed op de winst dan bij een onderneming met lage constante kosten.
Slide 6 - Tekstslide
Opgave 20.1 + 20.2 maken
Slide 7 - Tekstslide
Off-balance financiering
Doel: je kunt off-balance financiering beschrijven en er voorbeelden van noemen.
Off-balance financiering: beschikken over activa zonder dat je eigenaar bent. Je ziet de activa niet op de balans terug.
Slide 8 - Tekstslide
Vormen off-balance "financiering" (je financiert dus 'buiten de balans' om):
Factoring: overdragen van vorderingen op debiteuren
Consignatievoorraad: de voorraden in het magazijn blijven eigendom van de leverancier tot aan verkoop of verbruik.
Cloudoplossingen: hard- en software niet kopen, maar uitbesteden en betalen naar gebruik
Slide 9 - Tekstslide
Waardeberekeningen van ondernemingen en projecten
Intrinsieke waarde: eigen vermogen onderneming
Liquidatiewaarde: wat is onderneming waard bij faillissement
Rentabiliteitswaarde: contante waarde van alle toekomstige winsten na belasting (rentabiliteitswaarde = winst na belasting / i) NIET!!
Marktwaarde: subjectief
Discounted cashflow methode: netto contante waarde van de cashflows (netto winst + afschrijvingen) NIET!! DC-waarde = jaarlijkse cashflow / i
Slide 10 - Tekstslide
Opgave 20.3 maken
Slide 11 - Tekstslide
Laatste paar begrippen hfd. 20
Termijncontract: Een overeenkomst om iets te kopen of te verkopen tegen een vooraf afgestelde prijs op een bepaald moment.
Slide 12 - Tekstslide
Laatste paar begrippen hfd. 20
Margin call: Onderpand om ervoor te zorgen dat partijen van een termijncontract zich ook bij een grote verliespositie aan het contract houden.
Slide 13 - Tekstslide
Laatste paar begrippen hfd. 20
Prijsrisico grondstoffen: Om het risico van grote prijsschommelingen van grondstoffen af te dekken, sluiten ondernemingen termijncontracten voor grondstoffen af.
Slide 14 - Tekstslide
Laatste paar begrippen hfd. 20
Valuta risico: Af te dekken in een valutatermijncontract. Hierin wordt opgenomen welk bedrag tegen welke valutakoers op welke datum wordt omgewisseld (kwam voor in Economie examen 2024 :)).
Slide 15 - Tekstslide
Laatste paar begrippen hfd. 20
Valuta optie: De onderneming koopt het recht om bepaalde valuta te kopen (of te verkopen) tegen een vastgestelde valutakoers.
Slide 16 - Tekstslide
Laatste paar begrippen hfd. 20
Interestswap: Een contract waarbij een onderneming en een bank de interestbetalingen van twee verschillende leningen gedurende een bepaalde periode 'ruilen'.