Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
passe compose
Passé composé
Présent
J'ai mangé
il parle
Ils ont acheté
je téléphone
vous avez dansé
nous écoutons
vous regardez
Tamara a marché
nous avons trouvé
on cherche
Elisa rencontre
tu as raconté
1 / 35
volgende
Slide 1:
Sleepvraag
Frans
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
In deze les zitten
35 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Passé composé
Présent
J'ai mangé
il parle
Ils ont acheté
je téléphone
vous avez dansé
nous écoutons
vous regardez
Tamara a marché
nous avons trouvé
on cherche
Elisa rencontre
tu as raconté
Slide 1 - Sleepvraag
Hoe maak je de passé composé ook al weer?
Slide 2 - Woordweb
Zet het werkwoord chanter in de passé composé. Tu-vorm
Slide 3 - Woordweb
Le passé composé
De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd:
ik heb gekeken j'ai regardé
jij hebt gekeken tu as regardé
Ik ben gevallen Je suis tombé
Hij is gegaan il est allé
Mais.. Comment ça se fait, le passé composé?
Slide 4 - Tekstslide
A.1 Le passé composé met avoir
Hulpwerkwoord
+
voltooid deelwoord:
stap 1: stam = heel ww - er
stap 2: stam + é
avoir
j'
ai
tu
as
il / elle / on
a
nous
avons
vous
avez
ils / elles
ont
march
march
é
Il a marché
Slide 5 - Tekstslide
A.3 Le passé composé met avoir
Hulpwerkwoord
+
voltooid deelwoord:
stam = heel ww -r
avoir
j'
ai
tu
as
il / elle / on
a
nous
avons
vous
avez
ils / elles
ont
fini
J'ai fini
Slide 6 - Tekstslide
A.2 Le passé composé met avoir
Hulpwerkwoord
+
voltooid deelwoord:
stap 1: stam = heel ww - re
stap 2: stam + u
avoir
j'
ai
tu
as
il / elle / on
a
nous
avons
vous
avez
ils / elles
ont
perd
perd
u
elle a perdu
Slide 7 - Tekstslide
Let op!!
De volgende voltooid deelwoorden moet je uit je hoofd leren:
Je hulpwerkwoord blijft wel avoir.
Bijv:
Ik heb
een cadeau
gehad
=
J'ai eu
un cadeau
avoir = eu
être = été
faire = fait
Slide 8 - Tekstslide
Hoeveel werkwoorden heb je ALTIJD nodig bij het maken van een passé composé?
A
een
B
twee
C
drie
D
passé composé? huh?
Slide 9 - Quizvraag
Je dansé.
A
Goed
B
Fout
Slide 10 - Quizvraag
Waarom is: Je dansé fout?
Wat ontbreekt er?
Slide 11 - Open vraag
Elle_________ (danser) avec sa soeur.
A
dansé
B
a dansé
C
avez danser
D
ai dansé
Slide 12 - Quizvraag
Welke is juist?
A
Paula est dansé
B
Paula a dansé
C
Paula est dansée
D
Paula a dansée
Slide 13 - Quizvraag
Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé
Slide 14 - Quizvraag
J'ai parlé.
A
Goed
B
Fout
Slide 15 - Quizvraag
Tu (écouter) in de passé composé:
A
as écouté
B
a écouté
C
ont écouté
D
e écouté
Slide 16 - Quizvraag
B.1 Le passé composé met être
Hulpwerkwoord
+
voltooid deelwoord:
stap 1: stam = heel ww - er
stap 2: stam + é
être
je
suis
tu
e
s
il / elle / on
est
nous
sommes
vous
êtes
ils / elles
sont
tomb
tomb
é
Il est tombé
Slide 17 - Tekstslide
B.2 Le passé composé met être
Hulpwerkwoord
+
voltooid deelwoord:
stap 1: stam = heel ww - re
stap 2: stam + u
être
je
suis
tu
e
s
il / elle / on
est
nous
sommes
vous
êtes
ils / elles
sont
descend
descend
u
Il est descendu
Slide 18 - Tekstslide
Passé Composé
Kies de juiste vorm:
sortir: Je
A
J'ai sorti
B
Je suis sorti
C
Je sortis
D
Je sortissent
Slide 19 - Quizvraag
Kies de juiste vorm
A
Je suis tombé.
B
J'ai tombé.
C
J'est tombé.
D
J'ai tombé.
Slide 20 - Quizvraag
IK BEN VETROKKEN
passé composé
A
je suis parti
B
tu es parti
C
j'ai parti
D
il a parti
Slide 21 - Quizvraag
Mon père ... (tomber).
A
tombé
B
a tombé
C
est tombé
D
est tombés
Slide 22 - Quizvraag
wat is goed
A
il est arrivé
B
ils a arrivé
Slide 23 - Quizvraag
Om het werkwoord avoir te oefenen:
Klik hier voor quizlet
Slide 24 - Tekstslide
Klik
hier
om te oefenen met quizlet
Slide 25 - Tekstslide
La roue
Vervoeg het werkwoord faire.
Slide 26 - Tekstslide
Faire = maken/doen
je fais
= ik maak/doe
tu fais
= jij maakt/doet
il fait
= hij maakt/doet
elle fait
= zij maakt/doet
nous faisons
= wij maken/doen
vous faites
= jullie maken/doen, u maakt/doet
ils/elles font
= zij maken/doen
Slide 27 - Tekstslide
Nous ... du sport.
A
faites
B
faisons
C
font
D
fait
Slide 28 - Quizvraag
L'élève ... ses devoirs.
A
font
B
faisons
C
fais
D
fait
Slide 29 - Quizvraag
Tu ... du tennis?
A
fais
B
fait
C
faisons
D
faites
Slide 30 - Quizvraag
Ils ... la cuisine.
A
fais
B
faisons
C
faites
D
font
Slide 31 - Quizvraag
Vous ... du hockey?
Slide 32 - Open vraag
Je ... l'exercice.
Slide 33 - Open vraag
Mes amis ... du foot.
Slide 34 - Open vraag
Elle ... de la danse.
Slide 35 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
3 havo passé composé met avoir en être
April 2022
- Les met
28 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
24.2 - partir / sortir herhaling
Mei 2023
- Les met
48 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Herhaling passé composé met avoir en être
Juni 2023
- Les met
29 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Klas 2 , passé composé met avoir en être
Oktober 2022
- Les met
35 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Klas 2 , passé composé met avoir en être
November 2022
- Les met
29 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Klas 2 , passé composé met avoir en être
April 2023
- Les met
33 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Chapitre 7 - passé composé met avoir en être
Juni 2022
- Les met
36 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Chapitre 7 - passé composé met avoir en être
Mei 2023
- Les met
35 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2