Theorie Leesvaardigheid H1.2 en Woorden H1.3

Theorie hoofdstuk 1.2 en 1.3 

Deze theorie moet je kennen voor de toets in de toetsweek.
Het gaat om Leesvaardigheid H1.2 en Woorden H1.3.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Theorie hoofdstuk 1.2 en 1.3 

Deze theorie moet je kennen voor de toets in de toetsweek.
Het gaat om Leesvaardigheid H1.2 en Woorden H1.3.

Slide 1 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met het onderwerp van een tekst?

Slide 2 - Open vraag

Hoe kun je het onderwerp vinden?
A
Door de tekst verkennend te lezen
B
Door de tekst nauwkeurig te lezen
C
Door de tekst zoekend te lezen
D
Door de tekst studerend te lezen

Slide 3 - Quizvraag

Welke vraag stel je om het onderwerp van een tekst te vinden?

Slide 4 - Open vraag

Aan welke drie kenmerken herken je een alinea?

Slide 5 - Open vraag

Een titel bij een alinea heet een...
A
titel
B
deelonderwerp
C
deeltitel

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een synoniem van het woord 'deeltitel'?

Slide 7 - Open vraag

Wat krijg je als je jezelf de vraag stelt: waarover gaat deze alinea?

Slide 8 - Open vraag

Wat wordt er bedoeld met 'citeren'?
A
In eigen woorden opschrijven
B
Letterlijk overnemen uit de tekst

Slide 9 - Quizvraag

Wat schrijf je op als ik je vraag: wat is de bron van de tekst?
(Bron: naar de Volkskrant)

Slide 10 - Open vraag

Beschrijf de stappen van de leesstrategie 'verkennend lezen'.

Slide 11 - Open vraag

Stel, je wilt uit een krant de uitslag van een hockeywedstrijd halen. Welke leesstrategie gebruik je dan?
A
Verkennend lezen
B
Nauwkeurig lezen
C
Zoekend lezen
D
Studerend lezen

Slide 12 - Quizvraag

Stel, je moet leren voor een toets van biologie. Welke leesstrategie gebruik je?
A
Verkennend lezen
B
Nauwkeurig lezen
C
Zoekend lezen
D
Studerend lezen

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer lees je nauwkeurig?
A
Als je een eerste indruk wilt krijgen van een tekst
B
Als je de tekst wilt begrijpen
C
Als je moet leren voor een toets
D
Als je de betekenis van een woord wilt opzoeken

Slide 14 - Quizvraag

Koop een beschermhoesje bij je tablet. Je kunt dit .... (vul het juiste woord in)
via onze website bestellen.
A
generatie
B
communiceren
C
digitale
D
accessoire

Slide 15 - Quizvraag

Mensen noemen alle jongeren van nu ook wel 'de digitale ..... (vul het juiste woord in)'
A
generatie
B
communiceren
C
digitale
D
accessoire

Slide 16 - Quizvraag

Jongeren ..... (vul het juiste woord in)
met elkaar via online platforms.
A
generatie
B
communiceren
C
digitale
D
accessoire

Slide 17 - Quizvraag

Van dit boek is een ..... (vul het juiste woord in)
versie voor de tablet.

A
generatie
B
communiceren
C
digitale
D
accessoire

Slide 18 - Quizvraag

Maak een goede zin met het woord 'misverstand'. Uit de zin moet blijken wat er met het woord bedoeld wordt (dus zonder de betekenis op te schrijven).

Slide 19 - Open vraag

Maak een goede zin met het woord 'virtueel'. Uit de zin moet blijken wat er met het woord bedoeld wordt (dus zonder de betekenis op te schrijven).

Slide 20 - Open vraag

Maak een goede zin met het woord 'registreren'. Uit de zin moet blijken wat er met het woord bedoeld wordt (dus zonder de betekenis op te schrijven).

Slide 21 - Open vraag

Wat is een voorvoegsel?

Slide 22 - Open vraag

Voorvoegsel
Bij sommige woorden kun je een stukje vóór het woord toevoegen.​​ De betekenis van het woord verandert door een voorvoegsel.​​

Bijvoorbeeld: rustig.
    on + rustig = onrustig​​

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Verander de betekenis van deze vijf woorden met een voorvoegsel. Passen er ook andere voorvoegsels bij? Dat kan. Geef die woorden dan ook. DRINKEN, KANSEN, ROLLEN, STARTEN, ADEMEN

Slide 25 - Open vraag

Huiswerk
Maken: 
Maak van H1.3 Woorden opdracht 2 t/m 7 (opdracht 4 mag je overslaan).

Leren:
Leer Woorden 1  van H1.3 Woorden

Slide 26 - Tekstslide