Hoofdstuk 6 rekenopgaven

Hoofdstuk 6: Produceren maar!

Rekenopdrachten
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6: Produceren maar!

Rekenopdrachten

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • afschrijvingen
  • omzet
  • Inkoopwaarde
  • brutowinst
  • nettowinst 

Slide 2 - Tekstslide

1. Pizzeria Mamma Mia heeft een scooter besteld voor de pizzabezorging. De scooter kost € 3.270. De verwachting is dat de scooter zes jaar meegaat en dan nog € 750 waard is.
Bereken de afschrijving per jaar

Slide 3 - Open vraag

2. Timo heeft een bus gekocht voor zijn koeriersbedrijf. De bus kost € 19.496 en moet vier jaar meegaan. Bij de inruil verwacht hij € 11.300 terug te krijgen. Bereken de afschrijving per jaar.

Slide 4 - Open vraag

3. Henk begint een tuiniersbedrijfje. Hij schaft voor € 1.190 een computer aan om daarop tuinontwerpen te maken. Hij schrijft de computer in vijf jaar af. De jaarlijkse afschrijving is € 225. Bereken wat de restwaarde van de computer is na die vijf jaar.

Slide 5 - Open vraag

4. Gebruik de grafiek. In Nederland hebben 17 miljoen mensen een zorgverzekering. Bereken het aantal personen dat is verzekerd bij Achmea DFZ.

Slide 6 - Open vraag

5a. Bereken hoe groot het marktaandeel passagiersvervoer van Schiphol is binnen de top vijf van Europese luchthavens. Rond af op één decimaal.

Slide 7 - Open vraag

5b. In heel Europa zijn er jaarlijks ongeveer 830 miljoen vliegpassagiers.
Bereken het marktaandeel van de vijf grootste Europese luchthavens samen. Rond af op één decimaal.

Slide 8 - Open vraag

6. IJssalon Venezia heeft deze week 410 verse smoothies verkocht voor € 3,75 per stuk. Bereken de weekomzet aan smoothies.

Slide 9 - Open vraag

7. De ijssalon verkocht vorig jaar 75.000 ijsjes voor gemiddeld € 3. De inkoopprijs is € 1,25 per ijsje. Wat was de brutowinst?

Slide 10 - Open vraag

8a. Een frisdrankhandelaar heeft in een maand een omzet van € 45.200. De inkoopwaarde is € 36.700. De bedrijfskosten zijn die maand € 6.325. Bereken de brutowinst in die maand.

Slide 11 - Open vraag

8b. Een frisdrankhandelaar heeft in een maand een omzet van € 45.200. De inkoopwaarde is € 36.700. De bedrijfskosten zijn die maand € 6.325. Bereken de nettowinst in die maand..

Slide 12 - Open vraag

9a. De Telefoonshop heeft afgelopen jaar 2.100 telefoons verkocht. Deze gingen voor gemiddeld € 95 over de toonbank. De inkoopprijs bedroeg € 66 per telefoon. Bereken de totale brutowinst.

Slide 13 - Open vraag

9b. De Telefoonshop heeft afgelopen jaar 2.100 telefoons verkocht. Deze gingen voor gemiddeld € 95 over de toonbank. De inkoopprijs bedroeg € 66 per telefoon. De bedrijfskosten waren € 78.000. Bereken het nettoresultaat. Zet erbij of er sprake is van nettowinst of nettoverlies.

Slide 14 - Open vraag

10. Wim verkoopt motorboten. De inkoopprijs per boot is € 12.500. Wim hanteert een brutowinstmarge van 30 procent. Bereken de verkoopprijs van een boot.

Slide 15 - Open vraag

11. Bereken de verkoopprijs van de volgende producten.
- Laptop - inkoopprijs: € 195, brutowinstmarge: 150 procent.
- Boek - inkoopprijs: € 12,50, brutowinstmarge: 70 procent.
- Voetbal - inkoopprijs: € 9,75, brutowinstmarge: 275 procent.
- Broek - inkoopprijs € 71,25, brutowinstmarge: 55 procent.

Slide 16 - Open vraag

12. Aline verkoopt bloemen. De inkoopprijs van een boeket is € 7,50. De brutowinstmarge is 125 procent. Bereken de verkoopprijs van een boeket.

Slide 17 - Open vraag

12b. De inkoopprijs is gedaald naar € 6,75. Aline rekent met een nieuwe brutowinstmarge van 140 procent. Bereken met hoeveel procent haar nieuwe verkoopprijs is veranderd ten opzichte van de oude verkoopprijs. Zet erbij of het een stijging of daling is. De oude verkoopprijs was €16,88.

Slide 18 - Open vraag

13. Een kampeerwinkel koopt koepeltentjes in voor € 55 en verkoopt ze met een brutowinstmarge van 60 procent. De btw is 21 procent. Bereken de consumentenprijs van een koepeltent

Slide 19 - Open vraag

14. Autohandelaar Alice koopt deze auto van een garage voor € 8.000. Ze verhoogt de prijs met een brutowinstmarge van 35 procent. De btw is 21 procent. Wat is de consumentenprijs van deze auto?

Slide 20 - Open vraag

15. Bereken de consumentenprijs van de volgende producten.
-Jas - verkoopprijs: € 42, btw: 21 procent.
- Brood - verkoopprijs: € 1,90, btw: 6 procent.
-Fiets - verkoopprijs: € 775, btw: 21 procent.
- Meloen - verkoopprijs € 1,30, btw: 6 procent.

Slide 21 - Open vraag

16. Een chocoladefabriek produceert 240.000 chocoladerepen per week. Er zijn 32 werknemers die elk vijf dagen per week werken. Wat is de arbeidsproductiviteit per dag?

Slide 22 - Open vraag

17. De arbeidsproductiviteit in een jamfabriek is 1875 potjes jam per uur. In de fabriek werken vier personen. De fabriek draait negen uur per dag, het hele jaar door. Bereken het aantal potjes jam dat de fabriek in een jaar produceert.

Slide 23 - Open vraag