1vx Herhaling lezen en afleidingen

Doel van deze les
  • Herhaling en oefening van het onderdeel lezen
  • Aan het einde van de les weet je weer wat afleidingen zijn en dat een afleiding de woordsoort van het grondwoord kan veranderen. 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Doel van deze les
  • Herhaling en oefening van het onderdeel lezen
  • Aan het einde van de les weet je weer wat afleidingen zijn en dat een afleiding de woordsoort van het grondwoord kan veranderen. 

Slide 1 - Tekstslide

Een tekst bestaat uit verschillende alinea's en deze kun je onderverdelen in tekstdelen.
  • inleiding: doel is lezer nieuwsgierig maken
  • middenstuk: deelonderwerpen
  • slot: tekst afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Wat hoort waar? Sleep naar de juiste plek.
timer
0:40
Inleiding 
Slot
Middenstuk
onderwerp aankondigen
conclusie
kort, grappig verhaaltje vertellen
een of meer vragen stelllen
deelonderwerp
advies
korte samenvatting

Slide 3 - Sleepvraag

Een goed opgebouwde alinea bevat altijd een kernzin, waar staat die meestal?

Slide 4 - Open vraag

Alinea opbouw
tekst 13 blz. 153
Harige griezels

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de belangrijkste zin van deze alinea en dus de kernzin?


Vogelspinnen danken hun naam aan het verhaal dat ze vogels opeten, maar dat klopt niet helemaal. Ze eten vooral ongewervelde dieren, zoals insecten. Grote vogelspinnen verorberen ook weleens hagedissen, kleine knaagdieren en een enkele keer jonge vogels. Ze rusten meestal overdag en profiteren van het donker om prooien vanuit een hinderlaag aan te vallen. Zodra ze hun prooi te pakken hebben, geven ze met hun scharnierende giftanden van soms wel 2,5 centimeter een dodelijke dosis gif af. Daarna spuiten ze er spijsverteringssappen in om hun maaltijd te kunnen opslurpen. Hun prooi vangen ze ook weleens met ‘struikeldraden’ bij de ingang van hun hol. Webben maken ze niet, want hun eigen lichaam is te zwaar voor de dunne draden. Wel verstevigen ze hun hol met dicht op elkaar geweven draden. Andere vogelspinnen leven in bomen, in buizen van zijde of in holtes in de bast. Er zijn ook soorten die geen vast huis hebben, maar liever rondzwerven. 

Vogelspinnen danken hun naam aan het verhaal dat ze vogels opeten, maar dat klopt niet helemaal.

Slide 6 - Tekstslide

Nu leerlingen niet fysiek naar school gaan, raakt een aantal van hen buiten beeld. Scholen zijn het zicht op hen kwijtgeraakt; er is geen contact meer. Op landelijk niveau maken deskundigen zich zorgen over die groep. Naar inschatting van de gemeente Apeldoorn is dat probleem hier, wat betreft aantallen, beperkt. ,,Hoewel elke (tijdelijk) onvindbare leerling er een teveel is, gaat het in onze gemeente slechts om een handvol scholieren’’, reageert de gemeente via woordvoerder Roel van Vemde. Concreet gesteld zijn er vijf leerlingen waar de betreffende basisscholen geen contact mee hadden, of nog steeds niet hebben.

De kernzin van deze alinea is:
A
Nu leerlingen niet fysiek naar school gaan, raakt een aantal van hen buiten beeld.
B
Scholen zijn het zicht op hen kwijtgeraakt; er is geen contact meer.
C
Concreet gesteld zijn er vijf leerlingen waar de betreffende basisscholen geen contact mee hadden, of nog steeds niet hebben.

Slide 7 - Quizvraag

Ondanks hun grootte hebben vogelspinnen ook vijanden, waaronder – bijzonder genoeg – juist vogels. Ze hebben slimme verdedigingstactieken ontwikkeld om die af te schrikken zonder meteen hun giftanden in te zetten. De spin gaat op zijn achterpoten staan om groter te lijken en toont als waarschuwing zijn giftanden. Als dit niet werkt, hebben sommige soorten nog een ander trucje in petto: brandharen op de buik. Met snelle pootbewegingen over hun buik maken ze een wolk van microharen met weerhaken los, die de ogen en huid van de aanvaller irriteren.

De kernzin van deze alinea is:
A
Ondanks hun grootte hebben vogelspinnen ook vijanden, waaronder – bijzonder genoeg – juist vogels.
B
Ze hebben slimme verdedigingstactieken ontwikkeld om die af te schrikken zonder meteen hun giftanden in te zetten.
C
Met snelle pootbewegingen over hun buik maken ze een wolk van microharen met weerhaken los, die de ogen en huid van de aanvaller irriteren.

Slide 8 - Quizvraag

Opbouw van deze alinea:

Ondanks hun grootte hebben vogelspinnen ook vijanden, waaronder – bijzonder genoeg – juist vogels.  = inleidende zin

Ze hebben slimme verdedigingstactieken ontwikkeld om die af te schrikken zonder meteen hun giftanden in te zetten. = kernzin

De spin gaat op zijn achterpoten staan om groter te lijken en toont als waarschuwing zijn giftanden. Als dit niet werkt, hebben sommige soorten nog een ander trucje in petto: brandharen op de buik. Met snelle pootbewegingen over hun buik maken ze een wolk van microharen met weerhaken los, die de ogen en huid van de aanvaller irriteren. = voorbeelden van verdedigingstactieken

Wat is het deelonderwerp van deze alinea?
de verdedigingstactieken van de vogelspin

Slide 9 - Tekstslide

Wat is ook alweer objectief en subjectief taalgebruik?

Slide 10 - Open vraag

Blok 5 lezen feiten en meningen
Tekst 6 Gekkogeheimen
blz. 254

Slide 11 - Tekstslide

Gekkogeheimen

Een gekko kan ondersteboven aan een plafond hangen zonder eraf te vallen. Mensen binnenkort ook, als het aan de Amerikaanse wetenschapper Elliot Hawkes ligt. Met behulp van zijn speciale handschoenen klom een collega moeiteloos vier meter een glazen wand op. Dieren hebben zo hun handigheidjes. De handigheid van de mens is misschien wel dat hij meester is in het afkijken van dierlijke trucjes. ‘De natuur heeft wetenschappers altijd gefascineerd’, zegt Hawkes. ‘We bouwen vliegtuigen om te vliegen als vogels, bootsen het loopje van een hond na met robots en het idee voor klittenband kwam van die planten die aan je jas blijven hangen als je in het bos loopt.’ Zelf houdt hij zich al jaren bezig met het bestuderen van gekko’s. ‘Zo’n beest kan moeiteloos allerlei oppervlakken opklauteren, ook al zijn die spiegelglad. Dat is toch cool?'

Benoem een duidelijk feit en een duidelijke mening in deze tekst.
Feit is bijvoorbeeld de eerste zin. 
Duidelijke mening is: 'Dat is toch cool?'

Slide 12 - Tekstslide

Blok 5, Over taal 
Voorvoegsels en achtervoegsels.

Slide 13 - Tekstslide

Noem een voor- of achtervoegsel

Slide 14 - Woordweb

Er zijn twee manieren waarop nieuwe woorden ontstaan. Namelijk door samenstelling of afleiding.
Hoe noem je de woorden die ontstaan door het toevoegen van een voor- en/of achtervoegsel aan een grondwoord?

Geef een voorbeeld.

Slide 15 - Open vraag

timer
0:40
samenstelling
afleiding
onaardig
i-padzuster
vriendschap
vriendenkring
coronacrisis
anderhalvemetersamenleving
contactloos
afsluiting

Slide 16 - Sleepvraag

afleiding
Bij een afleiding ontstaat dus een nieuw woord door aan het grondwoord een voor- of achtervoegsel te plaatsen. 
Een voor- of achtervoegsel heeft een eigen betekenis, maar kan niet 'los' voorkomen. 
Het geeft het nieuwe woord ook een andere betekenis dan het grondwoord, maar de betekenis van het grondwoord zie je wel terug. 

voorbeelden: dakloos, onaardig, asociaal, deblokkeren

Slide 17 - Tekstslide

Een achtervoegel kan naast de betekenis, ook de woordsoort van een woord veranderen. Kijk maar eens naar de volgende woorden:

beest + achtig = beestachtig (zn + achtervoegsel = bn)

opruimen + ing =  opruiming (ww + achtervoegsel = zn)

brand + baar = brandbaar (zn + achtervoegsel = bn)

Slide 18 - Tekstslide

Noem 2 dingen die je deze les geleerd hebt.

Slide 19 - Open vraag

Formuleer een vraag die je na deze uitleg nog hebt.

Slide 20 - Open vraag

Afsluiting
  • Vragen?
  • Verder met opdrachten blok 6

Slide 21 - Tekstslide