5 havo di 30 jan
1 / 16
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
la phrase qui précède
A
de zin die voorafgaat
B
de zin die volgt
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Tekstslide
les pays occidentaux
A
de oosterse landen
B
de arabische landen
C
de westerse landen
D
Scandinavie
Slide 4 - Quizvraag
Vertaal het signaalwoord:
à l'inverse
à l'inverse
A
omgekeerd
B
hoewel
C
uiteraard
Slide 5 - Quizvraag
beweren
gerust-
stellen
uitleggen
bevestigen
voorbeelden geven
affirmer
rassurer
expliquer
confirmer
illustrer
Slide 6 - Sleepvraag
Wat is de functie van het signaalwoord:
pourtant
pourtant
A
uitbreiding / opsomming
B
gevolg
C
conclusie
D
tegenstelling
Slide 7 - Quizvraag
Elle a pas mal de difficultés
A
Zij heeft best veel moeilijkheden
B
Haar moeilijkheden zijn pijnlijk
C
Ze heeft nauwelijks moeilijkheden
D
Haar moeilijkheden zijn te overzien
Slide 8 - Quizvraag
Vertaal het signaalwoord:
l'objectif
l'objectif
A
vanaf
B
het resultaat
C
het doel
D
het gevolg
Slide 9 - Quizvraag
Vertaal het signaalwoord:
d'ailleurs
d'ailleurs
A
ten slotte
B
trouwens
C
kortom
D
eerst
Slide 10 - Quizvraag
Welk signaalwoord geeft GEEN BEVESTIGING aan?
A
sûrement
B
evidemment
C
certainement
D
par contre
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de functie van het signaalwoord:
Bref
Bref
A
uitbreiding / opsomming
B
gevolg
C
conclusie
D
doel
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de functie van het signaalwoord:
ensuite
ensuite
A
uitbreiding / opsomming
B
gevolg
C
conclusie
D
doel
Slide 13 - Quizvraag
Elle fait des économies
A
Ze spaart
B
Ze studeert economie
C
ze heeft economie (les)
D
Ze geeft economie (les)
Slide 14 - Quizvraag
Hij zou zijn
hij is geweest
hij was
we zullen zijn
je moet
het betreft
hij beweert
il serait
il a éte
il était
on sera
il faut
il s'agit
il affirme
