In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Smart doelen
Hoe maak je ze?
Slide 1 - Tekstslide
Wat weten jullie van SMART?
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Video
Waarom moeten doelen SMART geformuleerd worden?
Je weet wat je moet doen/ gericht te werk
Je vergroot daarmee de kans dat je het doel behaald
Je kan controleren of je het doel hebt behaald
Zelfvertrouwen op te bouwen (ik kan het!)
Slide 4 - Tekstslide
Belangrijkst regel
Specifiek zijn
Waarom is meer sporten of meer afvallen geen specifiek doel?
Slide 5 - Tekstslide
Specifiek
Voorkomen dat het doel vaag is.
Wat moet ik doen om dit doen te behalen?
Wat wil je bereiken?
Wie zijn erbij betrokken?
Waar ga je het doel uitvoeren?
Is het een concreet doel?
Waarom wil je dit doel bereiken?
Slide 6 - Tekstslide
Meetbaar
Wanneer weet je of je je doel hebt bereikt? Je doel moet meetbaar zijn. Bij afvallen kun je kiezen voor aantal kilo’s. Bij sporten kun je kiezen voor het aantal sportsessies per week.
Slide 7 - Tekstslide
Acceptabel
Sluit het doel aan bij de opdracht?
Je weet waarom je het doel wilt bereiken
Slide 8 - Tekstslide
Realistisch
Is het doel haalbaar?
Niet te moeilijk en niet te makkelijk
Slide 9 - Tekstslide
Tijdgebonden
Wat is de periode dat het doel gerealiseerd moet zijn?
Wanneer ben je klaar?
Wanneer is het doel behaald?
Slide 10 - Tekstslide
Ik wil elke dag een uur fietsen daarmee wil ik na 10 weken 2,5 kilo afgevallen zijn.
A
Wel SMART geformuleerd
B
Niet SMART geformuleerd
Slide 11 - Quizvraag
Client N wil tijdens het ontbijt voldoende eten.
A
Wel SMART geformuleerd
B
Niet SMART geformuleerd
Slide 12 - Quizvraag
Waarom moeten doelen SMART geformuleerd worden?
A
Dat is slimmer
B
Om te checken of ze behaald zijn
C
Het staat mooier
D
Om tussentijds te checken of je de goede dingen doet
Slide 13 - Quizvraag
Client N wil in de komende 2 maanden iedere dag 200 gr groente en 2 stuks fruit eten.
A
Wel SMART geformuleerd
B
Niet SMART geformuleerd
Slide 14 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van een SMART doel
Slide 15 - Open vraag
Waar staat de afkorting SMART voor?
Slide 16 - Open vraag
TIPS om doelen smart te formuleren
Niet toepassen:
meer
beter
Wel toepassen:
Ik kan
Ik weet
Ik ben
Ik wil
Slide 17 - Tekstslide
Welk smart doel probeer jij te bereiken in je stage?
Slide 18 - Open vraag
Open beoordelingsformulier
Teams
Slide 19 - Tekstslide
Tips
-Elke week/2 weken smart doel meenemen en feedback vragen op papier.