Hoofdstuk 10.2 Krachten meten B4 les 2

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

 10 Krachten
Benodigheden
- laptop
- Binas
- Rekenmachine 


Tassen op de grond
Telefoons in de zakkie

Welkom Basis 4!
Ga zitten en start met:

Ga verder met de examensite opdrachten. 




Jas over je stoel

Slide 2 - Tekstslide

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 3 - Tekstslide

H10 Werktuigen CE
Introductie
§10.1 Krachten

§ 10.2 Krachten meten
§ 10.3 Hefbomen
§ 10.4 Katrollen en takels
§ 10.5 Druk

Slide 4 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Huiswerk controle
  2. Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Afsluiting 
  6. Huiswerk
  7. Nabespreking

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerkcontrole
Maak opdrachten op de examensite

Slide 6 - Tekstslide

Over welke opgaven van
het huiswerk zijn er vragen?

Slide 7 - Woordweb

Terugblik
  1. Je kunt de uitwerkingen van een kracht benoemen.
  2. Je kunt verschillende soorten krachten herkennen.
  3. Je kunt de werking en toepassing van verschillende soorten krachten beschrijven.
  4. Je kunt drie onderdelen van een krachtpijl benoemen.
  5. Je kunt de grootte van een kracht berekenen met een formule.
  6. Je kunt een kracht tekenen door gebruik te maken van een formule.

Slide 8 - Tekstslide

Je kan een kracht tekenen als een pijl
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Je kunt een kracht tekenen als een pijl. Wat geeft de lengte van de pijl aan?
A
de krachtenschaal
B
hoe groot de kracht is
C
de richting van de kracht
D
plaats waar de kracht wordt uitgeoefend

Slide 10 - Quizvraag

KRACHTEN TEKENEN WE ALS
A
EEN STREEP
B
EEN PUNT
C
EEN PIJL
D
EEN VIERKANT

Slide 11 - Quizvraag

Kracht is een
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 12 - Quizvraag

Welke kracht is een tegenwerkende krachten?
A
Spierkracht
B
Voortstuwende kracht
C
Luchtwrijvingskracht
D
Zwaartekracht

Slide 13 - Quizvraag

Leerdoelen 10.2 Krachten meten
  1. Je kunt apparaten benoemen waarmee je krachten kunt meten.
  2. Je kunt een krachtmeter aflezen.
  3. Je kunt berekeningen maken met massa en zwaartekracht.

Slide 14 - Tekstslide

Kracht 

Een kracht kun je niet zien, maar wel meten. 

Een kracht kun je meten met een analoge of een digitale meter.

Slide 15 - Tekstslide

Spiraalmeter
Hoe groter de kracht, hoe groter de uitrekking
Als je aan een spiraalveer trekt, rekt hij uit. 
Om de veer uit te rekken, is een kracht nodig.
Om de veer verder uit te rekken, is een grotere kracht nodig. 

De uitrekking zie je als je massablokjes aan een veer hangt. 

Slide 16 - Tekstslide

Krachtmeter
In een krachtmeter zit een veer.
Als je een gewichtje aan de spiraalveer hangt, beweegt het plaatje langs een schaalverdeling.

Een andere naam voor krachtmeter is veerunster.

Bij nask1 gebruik je daarom drie krachtmeters:
• meters voor krachten van 0 tot 1 N;
• meters voor krachten van 0 tot 5 N;
• meters voor krachten van 0 tot 10 N.

Slide 17 - Tekstslide

Krachtmeter aflezen
Drie verschillende krachtmeters.
Met een krachtmeter meet je hoe groot een kracht is. 
Je leest het aantal newton af op de schaalverdeling. 
Om de meter goed af te lezen, let je op de volgende punten:
• Wat is de grootste kracht die deze meter kan meten?
• Bij welk streepje staat de wijzer?

Slide 18 - Tekstslide

Krachtsensor
Krachten kun je ook meten met een digitale krachtmeter of krachtsensor.
In dit meetapparaat zit geen veer, maar een elektronische krachtsensor.
Die sensor meet de kracht die erop wordt uitgeoefend.

Slide 19 - Tekstslide

Zwaartekracht
Op een boek dat op een tafel ligt, werkt de zwaartekracht. 
Op een boek dat van een tafel valt, werkt ook de zwaartekracht. 
Op alle voorwerpen, mensen, dieren en planten op aarde werkt de zwaartekracht.
De zwaartekracht werkt altijd recht naar beneden. 
Het symbool voor zwaartekracht is Fz
De z staat voor zwaartekracht.

Net zoals andere krachten geef je zwaartekracht aan in newton.

Slide 20 - Tekstslide

Zwaartekracht
Als je de massa van een voorwerp weet, kun je de zwaartekracht berekenen. Daarvoor gebruik je de formule:


zwaartekracht = massa × 10

Je moet de massa invullen in kilogram (kg). 
Als de massa gegeven is in gram (g), 
moet je de massa eerst omrekenen naar kg.                                   

  1. 1000 g = 1 kg

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 1
Een courgette heeft een massa van 550 g.
Bereken hoe groot de zwaartekracht is die op de courgette werkt.
Gegevens
massa = 550 g = 0,550 kg (delen door 1000)


Gevraagd
zwaartekracht = ? N


  • Uitwerking
  • zwaartekracht = massa × 10
  • zwaartekracht = 0,550 × 10 = 5,50 N
  • De zwaartekracht op de courgette is dus 5,50 N

Slide 22 - Tekstslide

Massa
Als je op een weegschaal gaat staan, geeft de weegschaal je massa aan in kilogrammen. 
In de weegschaal zit een veer of een krachtsensor. 
De weegschaal is dus een krachtmeter, die aangeeft hoe groot de zwaartekracht is die op je werkt.

De weegschaal rekent de zwaartekracht om naar massa.
massa = zwaartekracht : 10

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 2
Jason staat op een weegschaal. De weegschaal meet dat er een zwaartekracht van 660 N op Jason werkt.
Bereken hoe groot de massa van Jason is.
gegevens:
zwaartekracht = 660 N

gevraagd:
massa = ? kg


  • Uitwerking
  • massa = zwaartekracht : 10
  • massa = 660 : 10 = 66 kg
  • De massa van Jason is dus 66 kg.

Slide 24 - Tekstslide

Samenvatting:
  • Kracht meet je met een krachtmeter.
  • Een andere naam voor krachtmeter is veerunster.
  • Een krachtsensor is een digitale krachtmeter.
  • Het symbool voor zwaartekracht is Fz.
  • De zwaartekracht die op een voorwerp werkt, bereken je met de formule:
  • zwaartekracht = massa × 10
  • Als je de zwaartekracht op een voorwerp weet, kun je de massa uitrekenen met de formule:
  • massa = zwaartekracht : 10



Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf 10.2
10 t/m 20
Je mag samenwerken!

Slide 26 - Tekstslide

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 27 - Woordweb

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 28 - Woordweb

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt apparaten benoemen waarmee je krachten kunt meten.
  2. Je kunt een krachtmeter aflezen.
  3. Je kunt berekeningen maken met massa en zwaartekracht.

Slide 29 - Tekstslide

Het is duidelijk waar we met het hoofdstuk aan het werk gaan
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Ik begrijp de leerdoelen van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

De les was leuk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:

  • Zet in je planner!!
  • Maak opdrachten op de examensite

Dank voor jullie aandacht!

Slide 33 - Tekstslide