Grammatik Kapitel 8 2b
1 / 16
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
"mögen" betekent ...
A
willen
B
houden van, lusten
C
moeten
D
mogen
Slide 2 - Quizvraag
"wissen" betekent ...
A
weten
B
willen
C
mogen
D
moeten
Slide 3 - Quizvraag
Hoe heet deze bezienswaardigheid in Berlijn?
A
Fernsehturm
B
Brandenburger Tor
C
Checkpoint Charlie
D
Reichstag
Slide 4 - Quizvraag
mögen: er ...
A
mögt
B
mag
C
mögst
D
magt
Slide 5 - Quizvraag
wissen: du ...
A
wisst
B
weiße
C
weißt
D
weißst
Slide 6 - Quizvraag
müssen: ihr ...
A
musst
B
müsst
C
muss
D
müssen
Slide 7 - Quizvraag
Welk 'merk' heeft zijn logo op dit kasteel gebaseerd?
Slide 8 - Open vraag
können: Ilse ...
A
kann
B
kannt
C
könnt
D
könne
Slide 9 - Quizvraag
mogen (toestemming) =
A
mögen
B
können
C
müssen
D
dürfen
Slide 10 - Quizvraag
müssen: ich ...
A
müss
B
müß
C
muss
D
müsse
Slide 11 - Quizvraag
In welke landen die grenzen aan Duitsland is Duits nog meer een officiële taal?
A
Polen en Oostenrijk
B
Tsjechië en Zwitserland
C
Oostenrijk en Zwitserland
D
Polen en Zwitserland
Slide 12 - Quizvraag
wollen: John ...
Slide 13 - Open vraag
wissen: ihr ...
A
wisst
B
wissen
C
weißt
D
weisst
Slide 14 - Quizvraag
sollen: du ...
A
soll
B
sollt
C
sollst
D
sallst
Slide 15 - Quizvraag
Hoe heet deze kersentaart?
A
Aachener Kirschtorte
B
Berliner Kirschtorte
C
Schwarzwälder Kirschtorte
D
Frankfurter Kirschtorte
