Voltooide tijd (Klare Taal blz. 88-89)

Werkwoorden
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
Alfabetisering NT2ISK

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even herhalen...
Wat is een werkwoord?

Wat is de tegenwoordige tijd?

Wat is de verleden tijd?

Slide 2 - Tekstslide

nu bezig

iets dat je in het verleden gedaan hebt


Voltooide tijd
  1. De activiteit is helemaal klaar.
  2. Het voltooid deelwoord heeft altijd een hulpwerkwoord, ''hebben'' of ''zijn''. 

tegenwoordige tijd
Mara fietst naar school.

verleden tijd
Mara fietste naar school.
voltooide tijd
Mara is naar school gefietst

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpwerkwoorden ''hebben'' & ''zijn''
          hebben                                                                                zijn
ik
jij
hij/zij/u
wij
jullie
zij
ik
jij
hij/zij/u
wij
jullie
zij

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke tijd staat de zin?
''Noor eet popcorn tijdens de film.''
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tijd staat de zin?
''Hij heeft op school gewerkt.''
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tijd staat de zin?
''Gisteren was ik jarig.''
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tijd staat de zin?
''Alex schreef iets op het papier.''
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tijd staat de zin?
''Mason is geholpen door de dokter.''
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tijd staat de zin?
''Ik ben niet naar het feest gegaan.''
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tijd staat de zin?
''Pak je boek op bladzijde 89.''
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klare taal
Pak het boek.
Ga naar bladzijde 89.
Maak opdracht 1, 2 en 4.

Succes!

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies