Herhaling HS 1 en 2

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Onderdelen uit hoofdstuk 1:
Natuurlandschap, ingericht landschap
Absolute en relatieve afstand
Soorten kaarten
Inzoomen en uitzoomen
Lengtegraden en breedtegraden
Schaal en schaalniveaus

Slide 3 - Tekstslide

Wat moet je kennen over plaatsbepaling?
breedtegraden = parallellen
lengtegraden = meridianen
belangrijkste breedtegraad = evenaar = 0 graden
belangrijkste lengtegraad = nulmeridiaan (Greenwich) = 0 graden/ 180 graden
Noorderbreedte - Zuiderbreedte
Westerlengte - Oosterlengte
Noordpool en Zuidpool = 90 graden

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Uit Hfst. 1:
Wat is een natuurlandschap?
A
Landschap. Waar de mens niks aan gedaan heeft
B
Landschap waar de mens natuur heeft gemaakt.
C
Landschap waar de dieren leven
D
Landschap op een schilderij

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn inrichtingselementen?
A
Meubels in je huis
B
Huizen, wegen, leidingen, bruggen enz.
C
Oceanen, rivieren, bergen, woestijnen
D
Kaarten, legenda, atlas enz.

Slide 8 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met de bevolkingsdichtheid van een land?

Slide 9 - Open vraag

In Iran is de bevolkingsspreiding:
A
Gelijk
B
Ongelijk
C
Gemiddeld
D
Minder dan 10 per km2

Slide 10 - Quizvraag

Welk deel van Iran is dunbevolkt?
A
Het binnenland
B
Het westen
C
Het oosten
D
Het zuiden

Slide 11 - Quizvraag

Wat laat de schaal van een kaart zien?
A
Hoeveel het gebied is vergroot
B
Hoeveel fruit erin past
C
Hoeveel een gebied is verkleind
D
Wat de legenda betekent

Slide 12 - Quizvraag

Reken uit:
Schaal = 1 : 150.000
2 cm op de kaart is dan in werkelijkheid ... Km

Slide 13 - Open vraag

Er zijn verschillende schaalniveaus. Wat is de juiste volgorde van kleine naar grote schaal?
A
Regionaal - lokaal - Nationaal - mondiaal - continentaal
B
Lokaal - nationaal - continentaal
C
Regionaal - nationaal - continentaal - mondiaal
D
Lokaal, regionaal, nationaal, continentaal, mondiaal

Slide 14 - Quizvraag

Nederland ligt op het
A
zuidelijk halfrond
B
noordelijk halfrond
C
oostelijk halfrond
D
westelijk halfrond

Slide 15 - Quizvraag

Welke afstand kan veranderen, absoluut of relatief?

Slide 16 - Open vraag

Nederland ligt op
A
noorderlengte
B
westerlengte
C
zuiderlengte
D
oosterlengte

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen absolute en relatieve afstand?
A
Er is geen verschil
B
Absoluut is afstand in tijd, relatief is afstand hemelsbreed
C
Absoluut is hemelsbreed, relatief is afstand in tijd
D
Absoluut is in kilometers, relatief is in procenten

Slide 18 - Quizvraag

dichtbij de evenaar ben je op
A
zuiderbreedte
B
hoge breedte
C
lage breedte
D
geen breedte

Slide 19 - Quizvraag

op de zuidpool ben je op
A
hoge breedte
B
geen breedte
C
westerlengte
D
lage breedte

Slide 20 - Quizvraag

Klimaat en landschapszones

Slide 21 - Tekstslide

Wat meet je als je "het weer" wilt bepalen?
A
Warmte en de kou
B
Warmte, regen en wind
C
Hoeveel graden het is over lange tijd
D
Warmte en de temperatuur

Slide 22 - Quizvraag

Hoe kun je het klimaat van een gebied bepalen?
A
Je meet de warmte, neerslag en de wind
B
Je meet hoe warm het is gedurende 1 jaar
C
Je meet het weer over lange tijd
D
Je kijkt naar de zomer- en wintertemperauur

Slide 23 - Quizvraag

Landschapszones
Temperatuur en wind hebben veel invloed op de landschapszones. 
Je kunt dus zeggen dat het klimaat de plantengroei in een gebied bepaalt.

Slide 24 - Tekstslide

Noem de 4 Klimaten

Slide 25 - Woordweb

Slide 26 - Tekstslide

Hoe herken je klimaten?
- je kijkt naar de plantengroei
- het klimaat bepaalt grotendeels hoe het landschap eruit ziet
- je kijkt naar de klimaatgrafiek

Even oefenen: je ziet steeds een foto met van  een landschap. Jij moet het klimaat bepalen.

Slide 27 - Tekstslide


A
Droog klimaat
B
Poolklimaat
C
Gematigd klimaat
D
Tropisch klimaat

Slide 28 - Quizvraag


A
Poolklimaat
B
Tropisch klimaat
C
Droog klimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 29 - Quizvraag


A
Droog klimaat
B
Tropisch klimaat
C
Poolklimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 30 - Quizvraag


A
tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Pool klimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 31 - Quizvraag

Welk klimaat heeft Nederland?

Slide 32 - Open vraag

Je weet nu de klimaten met hun landschap te combineren, knap!

Slide 33 - Tekstslide

Noem de klimaten die je tegenkomt van de evenaar tot de noord/zuidpool

Slide 34 - Open vraag

Klimaatdiagram
Dit is een grafiek waarin je kunt aflezen welk klimaat een plaats of gebied heeft.

Oefenen:

Slide 35 - Tekstslide


A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Droog klimaat

Slide 36 - Quizvraag


A
Tropisch klimaat
B
Pool klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Droog klimaat

Slide 37 - Quizvraag


A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Poolklimaat

Slide 38 - Quizvraag


A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Pool klimaat

Slide 39 - Quizvraag

Verschillen in bevolkingsspreiding 
Dunbevolkt zijn de volgende gebieden:
- teveel hoogteverschil (reliëf)
- klimaat te warm
-Klimaat te koud
- klimaat te droog

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

In welke klimaatzone vind je de grootste bevolkingsconcentraties?
A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Pool klimaat

Slide 42 - Quizvraag

Op welk schaalniveau heb je de klimaten, landschap en bevolkingsspreiding nu bekeken in deze les?
A
Lokale schaal
B
Continentale schaal
C
Nationale schaal
D
Mondiale schaal

Slide 43 - Quizvraag

Slide 44 - Tekstslide

Opdracht voor dinsdag

Maken: zelftoets hoofdstuk 2
Opdrachten 1 t/m 8 online!

Vragen?

Slide 45 - Tekstslide