1R1C artikel schrijven en zinsbouw

Onderwerp
artikel schrijven
zinsbouw: de basis van een zin
het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Onderwerp
artikel schrijven
zinsbouw: de basis van een zin
het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen schrijven
Ik beschrijf feiten in een artikel.
Ik ken de basis van de zin.

Slide 2 - Tekstslide

Schrijven
Artikel schrijven

Slide 3 - Tekstslide

kijkvraag
Beschrijft de volgende zin een mening of een feit?

Slide 4 - Tekstslide

De politie kan helpen door straten te controleren.

Slide 5 - Open vraag

Een feit
beschrijft wat er écht gebeurd.
Dus wat iemand doet.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Twee toeristen wandelen door de natuur.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
De politie hangt camera's op.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
Welk woord in de volgende zinnen geeft een mening aan?

Slide 9 - Tekstslide

De politie kan bewoners helpen door te controleren.

Slide 10 - Open vraag

De buurtbewoners moeten in een whatsapp groep deelnemen.

Slide 11 - Open vraag

uitleg
Moeten, kunnen, mogen, willen
Dit zijn werkwoorden die een mening aangeven.

Slide 12 - Tekstslide

opdracht
Maak van de volgende zin een zin dat een feit beschrijft.

Slide 13 - Tekstslide

De zin:
We moeten elkaar steunen door op elkaar te letten.

Slide 14 - Tekstslide

Zinsbouw
De basis van een zin.

Slide 15 - Tekstslide

de basis van een zin
onderwerp + werkwoord + (tijd) + rest

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld
In de buurt is tegenwoordig veel diefstal en vandalisme.

Slide 17 - Tekstslide

De politie helpt ons door te controleren.
Wat is het onderwerp?
A
de politie
B
helpt
C
controleren
D
ons

Slide 18 - Quizvraag

voorbeeld
Kijk naar de volgende zin.

Slide 19 - Tekstslide

 de zin:
De politie moet ons helpen door kunnen ze twee camera's in de buurt ophangen.

Slide 20 - Tekstslide

Tel de werkwoorden in de zin:
De politie moet ons helpen door kunnen ze twee camera's in de buurt ophangen.

Slide 21 - Tekstslide

Kies het belangrijkste werkwoord:
De politie moet ons helpen door kunnen ze twee camera's in de buurt ophangen.

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht
Verbeter de vorige zin.

Slide 23 - Tekstslide

bijvoeglijk naamwoord

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Ik trek mijn (katoen) blouse aan.
A
katoen
B
katoene
C
katoenen
D
weet niet

Slide 29 - Quizvraag

Deze (wol) trui is heel erg mooi.
A
wol
B
wollen
C
wolle
D
wolen

Slide 30 - Quizvraag

Onder de spiegel staat de (hout) kast.
A
houte
B
hout
C
houtten
D
houten

Slide 31 - Quizvraag

Het (steen) huis was goed beschermd.
A
stene
B
steen
C
stennen
D
stenen

Slide 32 - Quizvraag

Noem één ding wat je deze les hebt geleerd.

Slide 33 - Poll