1.1 Wat wil je kopen?

Vak: Mens en Maatschappij
Hoofdstuk: 1.1
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel 
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Mens en Maatschappij
Hoofdstuk: 1.1
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel 
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek van M&M en open deze op blz 10.

Slide 2 - Tekstslide

2. Lesdoel
Aan het einde van de les:
- kun je uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften
- weet je wat het verschil is tussen directe ruil en indirecte ruil
- kun je beschrijven hoe je als consument in je behoeften voorziet
- Kun je een geldbedrag op de juiste manier noteren en een gemiddelde berekenen



Slide 3 - Tekstslide

3. Arrangementen
Verdiept arrangement (gemiddeld een 8 of hoger):
Niemand

Iedereen doet mee met de mini-check!

Slide 4 - Tekstslide

Uit eten gaan is een?
A
Basisbehoefte
B
Overige behoefte

Slide 5 - Quizvraag

Hans gaat boodschappen doen en koopt vier artikelen. Een van €2,00 €3,00 €1,50 en €1,50.
Wat kost een artikel gemiddeld?
A
€2,00
B
€2,17
C
€1,63
D
€1,30

Slide 6 - Quizvraag

Afronden op twee cijfers achter de komma.

4,5799 wordt...
A
4,57
B
4,59
C
4,56
D
4,58

Slide 7 - Quizvraag

Wie maakt wat?
Had je alle vragen van de mini-check goed?
Dan mag je zelfstandig aan de slag met opdracht 2 t/m 13 op bladzijde 11 t/m 15

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 8 - Tekstslide

Basisbehoeften
  1. Voedsel
  2. Kleding
  3. Onderdak
  4. Gezondheidszorg
  5. Onderwijs 

Spelcomputers, op vakantie gaan of een auto zijn voorbeelden van overige behoeften / luxe behoeften.

Slide 9 - Tekstslide

Ruilen
Er zijn 2 verschillende manieren van ruilen:

Directe ruil = iets ruilen voor andere spullen


Indirecte ruil = iets ruilen voor geld

Slide 10 - Tekstslide

Kopen wat je nodig hebt
Goederen = voorwerpen die je kan aanraken

Diensten = niet-tastbare producten, iemand doet iets voor jou

Consument = iemand die goederen of diensten koopt

Slide 11 - Tekstslide

Gemiddelde berekenen
Totaal / het aantal = gemiddelde

Voorbeeld: Je koopt 2 flessen cola voor 2,23 per fles en een fles sinas voor 1,99. Wat is de gemiddelde prijs per fles?
  • 2 x 2,23 en 1 x 1,99 = 6,45
  • Aantal flessen is 3 stuks, dus 6,45 / 3 = 2,25 euro per fles

Slide 12 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Had je alle vragen van de mini-check fout?
--> Intensief arrangement:
Je maakt samen met de leerkracht opdracht 5 en 11.

Slide 13 - Tekstslide

6. Instructie
Je maakt zelfstandig opdracht 2 t/m 13 op bladzijde 11 t/m 15


Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna maak je de herhalingsopdrachten op blz 16.
Helemaal klaar? Dan mag je even op de IPad.

timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er opdrachten waar je moeite mee had?
Heb je nog ergens vragen over? 

- kun je uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften?
- weet je wat het verschil is tussen directe ruil en indirecte ruil?
- kun je beschrijven hoe je als consument in je behoeften voorziet?
- Kun je een geldbedrag op de juiste manier noteren en een gemiddelde berekenen?


Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk
Noteer in je agenda:
Maandag 27 juni
1.1 opdracht 2 t/m 13 + 
Herhalingsopdrachten

Donderdag 30 juni 
SO paragraaf 1.1 + 1.2 






Slide 16 - Tekstslide