Week 45 Nederlands 3 havo

Nederlands 3 havo week 45
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 3 havo week 45

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afspraken in de les

Algemene afspraken m.b.t. corona!


  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. 
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons => bij start van de les in je tas. Een mobiele telefoon is alleen toegestaan als de docent het aangeeft.
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen week 45
1. Je leert wat perspectief is.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PTD rapportperiode 1

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PTD rapportperiode 1

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weektaak 45 
1. Zorg dat je leesmeters gaat maken!
2. Lees de tekst op bladzijde 106 - perspectief   
3. Maak opdracht 1, 2 en 5 op bladzijde 106 en 107

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies






16 november fictie
Hoofdstuk 7, 8, 22, 
23 en 26

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Week 45  7 november t/m
11 november 2022

  • Boekenlijst: zie mail
  • nifyu - LessonUp
  • Alle communicatie via magister.
  • Bespreken so spelling: als alle so's zijn ingehaald
  • Theorie fictie en twee boeken!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling voor de vakantie
Vorige week zijn we gestart met humor en stijl. Deze week behandelen we perspectief.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

26. Perpectief

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

26. Perpectief

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

26. Perpectief

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

26. Perpectief

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

22. Humor

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

22. Humor

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

22. Humor
Persiflage
Spottende nabootsing

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

22. Humor
Wat moet je weten?
Ironie:   licht spotten, het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt (milde vorm)
Sarcasme: bijtende spot om te kwetsen (bedoeld om te kwetsen)
Understatement: een uitspraak minder belangrijk maken. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

22. Humor

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie stijl H.23 Fictie
Als je de stijl van een literair werk wilt analyseren, dan vraag je je af:
- gebruikt de schrijver korte of lange zinnen?
- gebruikt de schrijver veel of weinig bijvoeglijke naamwoorden?
- gebruikt de schrijver moeilijke of juist makkelijke woorden?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie stijl H.23 Fictie
- gebruikt de schrijver ouderwetse woorden (archaïsmen) of juist nieuwe woorden (neologismen)
- gebruikt de schrijver veel (levendige) dialogen of juist niet?
- geeft de schrijver veel beeldende ruimtebeschrijvingen of juist weinig?
- gebruikt de schrijver beeldspraak

Slide 22 - Tekstslide

Leerlingen stukken laten voorlezen uit hun boek en de schrijfstijl hieraan koppelen
Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

1. Je leert welke vormen van humor er gebruikt worden in fictie.

2. Je leert een schrijfstijl van een boek of tekst te omschrijven.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nakijken huiswerk
Week 44

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weektaak 44 
1. Lees de tekst op bladzijde 90 (humor)
2. Maak opdracht 1 t/m 4 bladzijde 91
3. Lees de tekst op bladzijde 94 (stijl)
4. Maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 95

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 opdracht 1 en 2 bladzijde 91
1 a Dit is een persiflage.
 b In de tekst wordt het bekende Roodkapje-verhaal op een komische wijze bespot.
2 a Bijvoorbeeld: De schrijver dicht een cavia allerlei menselijke eigenschappen toe. Dit absurde beeld heeft een komisch effect. De schrijver speelt met woorden, zoals bijvoorbeeld ‘de avond doorgesjoelbakt’ (r. 7-8). De schrijver gebruikt middelen als anticlimax, zoals in regel 11 en 19.
 b Eigen antwoord. Let op dat het antwoord een uitleg bevat.



Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 3 bladzijde 91

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 3 bladzijde 91
Bijvoorbeeld: In het voorbeeld van De Speld wordt de spot gedreven met het feit dat veel mensen tegenwoordig erg veel tijd doorbrengen op sociale media. In het voorbeeld van Van 9 tot 5 wordt de spot gedreven met de inefficiëntie van managers.
 c Bijvoorbeeld: In het voorbeeld van De Speld is sprake van ironie, omdat gebruikgemaakt wordt van omdraaiing; normaalgesproken zeggen mensen vaak dat ze minder tijd willen doorbrengen op sociale media, de man uit het artikel wil hier juist meer tijd op doorbrengen. Ook in het voorbeeld van Van 9 tot 5 is sprake van ironie; op een grappige en overdreven manier wordt hier een hele inefficiënte werkwijze afgebeeld, die wordt geassocieerd met managers. In beide gevallen wordt gebruikgemaakt van een vriendelijke en grappige toon, en niet van een negatieve of bijtende toon. Daarom is hier eerder sprake van ironie dan van sarcasme of cynisme.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 opdracht 4 bladzijde 91
a Bijvoorbeeld: Kinderen vinden dit soort humor vaak leuk, omdat het een heel visuele vorm van humor is waarin vaak onhandige acties centraal staan. De humor is daardoor eenvoudig te begrijpen.
 b Slapstick is visuele humor. Er hoeft daarom niet bij gepraat te worden. Daarom kunnen mensen uit alle landen en culturen het begrijpen.


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 opdracht 1 bladzijde 95
Als je naar de schrijfstijl kijkt, dan let je op kenmerken als zinsbouw, woordkeuze, beeldspraak, ruimtebeschrijving en dialoog.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 opdracht 2 bladzijde 95
a De ik-persoon omschrijft de ruimte heel uitgebreid. Hij besteedt veel aandacht aan alle objecten in het huis. Ook gebruikt hij beeldspraak om een bepaalde sfeer op te roepen bij de lezer (‘Alsof ik iemand was die …’).
 b Bijvoorbeeld: Ja, want Merlijn is daar om te ontdekken wie zijn creditcard heeft gebruikt. Hij wil erachter komen wie die Magnus is. Hij wil een beeld van hem krijgen. Nu hij bij Magnus thuis is uitgenodigd, gebruikt hij die gelegenheid om aan de hand van de inrichting een beter beeld van de man te krijgen.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 opdracht 3 bladzijde 95
a De zinnen zijn lang, met moeilijke woorden. Sommige woorden zijn ouderwets.
 b Bijvoorbeeld: De schrijfstijl is beeldend, uitgebreid en met veel opsmuk.
 c Het verhaal speelt zich af in 1946, niet in het nu. In die tijd spraken mensen heel anders. Door het taalgebruik aan te passen, voelt de lezer de sfeer van die tijd beter. De eerste vluchten waren ontzettend duur en niet iedereen kon zich dat veroorloven. Het gebruik van chique woorden sluit daar bij aan.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OK!
Als je hier bent aangekomen, dan heb je je weektaak Nederlands afgemaakt!!!
 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woorden van de week

Maak 5 zinnen, waaruit blijkt dat je weet wat het woord betekent.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woorden van deze week
Vermurwen: iemand minder streng maken zodat hij of zij makkelijk is over te halen
Ziedend: razend van woede
Pluk de dag: geniet van vandaag
Verstrijken (van tijd): voorbijgaan (van tijd)
Zich lenen voor: geschikt zijn voor

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordenschat

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies