2H - avoir mal à - U4 appr 10

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

2Ha
Schrijftoets TW2:
- Décrire une personne ...
- Les parties du corps humain
- Avoir mal à ...
- BONUS: se présenter


Slide 2 - Tekstslide

Le corps humain

aujourd'hui c'est ... (quel jour?)

c'est le ... ... (quelle date?)

il est ... (quelle heure?)

Slide 3 - Tekstslide

avoir mal à + lidwoord
- Ik kan aan het eind van de les de uitdrukking ‘avoir mal à’ herkennen.


- Ik kan aan het eind van de les de uitdrukking ‘avoir mal à' toepassen door zelf een zin te formuleren en deze op te schrijven.
Objectif

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling: le corps humain
Wat weet je nog over het lichaam in het Frans? 

Je dis les mots en Français! 
Welke woorden ken je nog?


Slide 5 - Tekstslide

Le corps
1. Handen =                                       
2. Voeten =                                     8. Oren =       
3. Benen =                                      9. Mond =    
4. Neus =         
5. Buik =       
6. Nek =           
7. Hoofd =        

Slide 6 - Tekstslide

AVOIR MAL À
Wat heb je geleerd over à?
Kan à veranderen ?

Slide 7 - Tekstslide

mal à la main
mal au genou
mal aux jambes
mal au ventre
mal à la tête
mal au pied

Slide 8 - Sleepvraag

Jeu "Le corps humain"
Knip alle plaatjes en woordjes uit.
Zoek eventueel de woorden op die je nog niet/niet meer kent.

Speel dan in tweetallen het spelletje "memory".
Degene met de meeste setjes heeft gewonnen!

Klaar? Werken aan hw: ex. 33d en 35.

Slide 9 - Tekstslide

LE CORPS HUMAIN

Slide 10 - Tekstslide

le corps
Le corps

Slide 11 - Tekstslide

avoir mal à > à verandert soms:
à + le
au
j'ai mal au nez (m)
à + la
à la
j'ai mal à la tête (v)
à + l'
à l'
j'ai mal à l'oreille (klinker)
à + les
aux
j'ai mal aux dents (meerv)

Slide 12 - Tekstslide

Avoir mal à ...... 

Slide 13 - Tekstslide

Neymar a mal ...
A
à la tête (hoofd)
B
au genou (knie)
C
à l'orteil (teen)
D
aux chevilles (enkels)

Slide 14 - Quizvraag


la tête
A
elle a mal à la tête
B
elle a mal à sa tête
C
ella a mal au tête
D
elle va mal a la tête

Slide 15 - Quizvraag

le ventre
A
il va mal à son ventre
B
il a mal a son ventre
C
il a mal au ventre
D
il a mal à la ventre

Slide 16 - Quizvraag

les oreilles
A
il a mal à les oreilles
B
il a mal aux oreilles
C
il a mal à ses oreilles
D
il a mal aux les oreilles

Slide 17 - Quizvraag

avoir mal + juiste voorzetsel
woord dat meervoud is:  aux
woord dat met klinker/h begint: à l'
mannelijk woord: au
vrouwelijk  woord: à la

Slide 18 - Tekstslide

wij hebben pijn aan de tanden
A
nous allons mal aux dents
B
nous sommes mal au dents
C
nous avons mal à les dents
D
nous avons mal aux dents

Slide 19 - Quizvraag

zij hebben pijn aan de arm
A
ils sont mal à le bras
B
ils ont mal à le bras
C
ils ont mal aux les bras
D
ils ont mal au bras

Slide 20 - Quizvraag

Où as-tu mal?

Slide 21 - Woordweb

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf in het Frans waar de persoon op het plaatje pijn heeft. Begin met "hij/zij heeft", in
het Frans natuurlijk.

Slide 23 - Open vraag

Schrijf in het Frans waar de persoon op het plaatje pijn heeft.

Slide 24 - Open vraag

Schrijf in het Frans waar de persoon op het plaatje pijn heeft.

Slide 25 - Open vraag

Hoe goed heb ik de les van vandaag begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Ik kan nu in het frans zeggen dat ik ergens (...) pijn aan heb
ja
nee

Slide 27 - Poll