Economisch bekeken - H5.4 Budgetteren - KGT

  • Je doet je telefoon in de telefoontas.
  • Je hangt je jas op aan de kapstok.
  • Je gaat rustig  zitten op je eigen plek.
  • Je zorgt dat je geen eten of drinken op tafel hebt.
  • Je opent pakt je boek en legt hem op je bureau.
  • Je wacht rustig af tot de docent met de les begint, ondertussen mag je rustig praten met je buurvrouw of buurman.
Welkom...
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  • Je doet je telefoon in de telefoontas.
  • Je hangt je jas op aan de kapstok.
  • Je gaat rustig  zitten op je eigen plek.
  • Je zorgt dat je geen eten of drinken op tafel hebt.
  • Je opent pakt je boek en legt hem op je bureau.
  • Je wacht rustig af tot de docent met de les begint, ondertussen mag je rustig praten met je buurvrouw of buurman.
Welkom...

Slide 1 - Tekstslide

5.3. Sparen en interen

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Gatentekst
Een 1) _______ stel je vast op grond van je inkomsten en de uitgaven die je van het budget wilt betalen. Wanneer de werkelijke uitgaven lager zijn dan het budget, houd je geld over en is het voordelig om te gaan 2) _______. Wanneer de werkelijke uitgaven hoger zijn dan het budget, moet je
3) _______
in op je spaargeld en ontstaan er financiële problemen als het spaargeld op is. Het is dus belangrijk om goed te 4) _______ en bewust te zijn van je uitgaven om financieel gezond te blijven. Het spaargeld kunnen we bijvoorbeeld gebruiken als er iets stuk gaat. Dat noemen we 5) _______. Ook kunnen we spullen kopen die lang meegaan, zoals een nieuwe tv. Dat noemen we 6) _______.
Vul in in de tekst!
  • Interen
  • Budget
  • Duurzame
     gebruiksgoederen
  • Sparen
  • Incidentele
     uitgaven
  • Budgetteren

Slide 4 - Tekstslide

Gatentekst
Een BUDGET stel je vast op grond van je inkomsten en de uitgaven die je van het budget wilt betalen. Wanneer de werkelijke uitgaven lager zijn dan het budget, houd je geld over en is het voordelig om te gaan SPAREN. Wanneer de werkelijke uitgaven hoger zijn dan het budget, moet je
INTEREN in op je spaargeld en ontstaan er financiële problemen als het spaargeld op is. Het is dus belangrijk om goed te BUDGETTEREN en bewust te zijn van je uitgaven om financieel gezond te blijven. Het spaargeld kunnen we bijvoorbeeld gebruiken als er iets stuk gaat. Dat noemen we
INCIDENTELE UITGAVEN. Ook kunnen we spullen kopen die lang meegaan, zoals een nieuwe tv. Dat noemen we DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN.

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken opgaven 1 t/m 12 van hoofdstuk 5.3 budgetten op bladzijde 18 en 19.

Huiswerk

Slide 6 - Tekstslide

5.4. Budgetteren (KGT)

Slide 7 - Tekstslide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • uitleggen wat budgetteren is.
  • aangeven hoe je door budgetteren financiële problemen kunt aanpakken.
  • aangeven hoe je door budgetteren financiële problemen kunt voorkomen.
Wat gaan we leren?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

  • Een budget is een bedrag
      waarvan je een bepaald
      soort uitgaven moet doen.
  • Het budget word
      vastgesteld op basis van je
      inkomen en de uitgaven die je van
      het budget wilt betalen.


Budget
€ 50,-
€ 100,-
€ 900,-

Slide 10 - Tekstslide

Begroting & budgetteren
  • Een begroting is een overzicht
     van verwachte inkomsten en
     uitgaven.
Begroting

Slide 11 - Tekstslide

Begroting & budgetteren
  • Goedkoper inkopen (bezuinigen)
  • Grote aankoop uitstellen
  • Minder inkopen of minder luxe
     producten kopen.
Wat kan ik doen als ik niet uitkom?

Slide 12 - Tekstslide

Begroting & budgetteren
  • Inkomsten kunnen flink dalen, bijvoorbeeld
     als je minder gaat werken of je wordt
     ontslagen.
  • Budgetteren is moeilijk, want je
      moet bezuinigen op uitgaven
      waar je aan gewend bent.
Geen cent te maken

Slide 13 - Tekstslide

VRAGEN?

Slide 14 - Tekstslide

OPDRACHTEN
  • Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5) op
     pagina 20 en 21.
  • Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn
     opgave 6 t/m 10 op bladzijde 22 en 23.




  • Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!



timer
15:00

Slide 15 - Tekstslide

Gatentekst
Een 1) _______ stel je vast op grond van je inkomsten en de uitgaven die je van het budget wilt betalen. Wanneer de werkelijke uitgaven lager zijn dan het budget, houd je geld over en is het voordelig om te gaan 2) _______. Wanneer de werkelijke uitgaven hoger zijn dan het budget, moet je
3) _______
in op je spaargeld en ontstaan er financiële problemen als het spaargeld op is. Het is dus belangrijk om goed te 4) _______ en bewust te zijn van je uitgaven om financieel gezond te blijven. Het spaargeld kunnen we bijvoorbeeld gebruiken als er iets stuk gaat. Dat noemen we 5) _______. Ook kunnen we spullen kopen die lang meegaan, zoals een nieuwe tv. Dat noemen we 6) _______.
Vul in in de tekst!
  • Interen
  • Budget
  • Duurzame
     gebruiksgoederen
  • Sparen
  • Incidentele
     uitgaven
  • Budgetteren

Slide 16 - Tekstslide

Gatentekst
Een BUDGET stel je vast op grond van je inkomsten en de uitgaven die je van het budget wilt betalen. Wanneer de werkelijke uitgaven lager zijn dan het budget, houd je geld over en is het voordelig om te gaan SPAREN. Wanneer de werkelijke uitgaven hoger zijn dan het budget, moet je
INTEREN in op je spaargeld en ontstaan er financiële problemen als het spaargeld op is. Het is dus belangrijk om goed te BUDGETTEREN en bewust te zijn van je uitgaven om financieel gezond te blijven. Het spaargeld kunnen we bijvoorbeeld gebruiken als er iets stuk gaat. Dat noemen we
INCIDENTELE UITGAVEN. Ook kunnen we spullen kopen die lang meegaan, zoals een nieuwe tv. Dat noemen we DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN.
Vul in in de tekst!
  • Interen
  • Budget 
  • Duurzame
     gebruiksgoederen
  • Sparen
  • Incidentele
     uitgaven
  • Budgetteren

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken opgaven 1 t/m 11 van hoofdstuk 5.4 budgetten op bladzijde 20 t/m 23.

Huiswerk

Slide 18 - Tekstslide

Bedankt en succes vandaag!

Slide 19 - Tekstslide