chapitre 5 shopping prix adjectifs

Chapitre 5 Grandes Lignes
faire du shopping, les vêtements, les prix, les couleurs 

Grammaire : les adjectifs qualificatifs
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Chapitre 5 Grandes Lignes
faire du shopping, les vêtements, les prix, les couleurs 

Grammaire : les adjectifs qualificatifs

Slide 1 - Tekstslide

la grammaire: les adjectifs qualificatifs Bron C 
Voilà quelques adjectifs qualificatifs, lis les exemples : 

bleu - blanc - rouge - jaune - vert - gris - noir - orange - violet - rose -
petit - grand - beau - nouveau -vieux - sympa - triste - sportif - français - hollandais - belge - malade - sévère

Wat is de naam van deze soort woorden in het Nederlands?
Wat is hun functie?

Slide 2 - Tekstslide

De vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Jean-Claude est petit. C'est un petit garçon.

Antoinette est petite. C'est une petite fille.

Slide 3 - Tekstslide

De vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Pierre et Raoul sont petits. 
Ils sont des petits garçons.
 Morgane et Sophie sont petites.
Elles sont des petites filles. 

Slide 4 - Tekstslide

De vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Le T-shirt est bleu. C'est un T-shirt bleu.

La jupe est bleue. C'est une jupe bleue.

Slide 5 - Tekstslide

De vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Les T-shirts sont  bleus. Ce sont des  T-shirts  bleus.

Les  jupes sont  bleues. Ce sont  des  jupes bleues.

Slide 6 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over...

Slide 7 - Open vraag

Bij vrouwelijke woorden krijgt het bijvoeglijk naamwoord een....

Slide 8 - Open vraag

Bij vrouwelijke woorden in het meervoud krijgt het bijv nw een...+ ...

Slide 9 - Open vraag

Bij mannelijke woorden krijgt het bijv nw....

Slide 10 - Open vraag

Bij mannelijke woorden in het meervoud krijgt het bijv nw een

Slide 11 - Open vraag

de onregelmatige vormen
beau    belle
nouveau   nouvelle
vieux    vieille
bon   bonne


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

2 La grammaire : les adjectifs qualificatifs - la place - les formes+ la chanson
On répète la chanson:
beau-bon-joli
haut-long-petit
jeune-vieux-grand
gros-mauvais-méchant
nouveau-autre - premier..(rangtelwoorden)...dernier.  Questions?

Slide 14 - Tekstslide

le pantalon est
A
beau
B
petite
C
chère
D
belle

Slide 15 - Quizvraag

la jupe est
A
cher
B
petit
C
grand
D
chère

Slide 16 - Quizvraag

les lunettes de soleil sont
A
cher
B
chère
C
chères
D
chers

Slide 17 - Quizvraag

les jouets sont
A
petites
B
petits
C
petit
D
petite

Slide 18 - Quizvraag

le magasin est
A
grande
B
petite
C
nouvelle
D
nouveau

Slide 19 - Quizvraag

le footballeur est
A
joli
B
jolie
C
jolis
D
jolies

Slide 20 - Quizvraag

les chaussures sont
A
blancs
B
bleu
C
vertes
D
verts

Slide 21 - Quizvraag

le T-shirt est
A
rouges
B
rouge
C
petite
D
belle

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link