In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Welcome!
Slide 1 - Tekstslide
Today's plan
Future tense
Prepositions
workbook
Teams
wordlist
Slide 2 - Tekstslide
Lesson goal:
- I can use the future tense correctly
Future
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Future tense
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Now let's try and put the knowledge to the test!
Slide 8 - Tekstslide
Met de 'Future Tense' kan ik dingen zeggen over:
A
Wat er nog gaat gebeuren
B
Wat in het eerder al is gebeurd
C
Wat nu aan de gang is
D
Wat in het verleden begon en nu stopt
Slide 9 - Quizvraag
fill in the future tense:
I ______ my sister in December.
A
will see
B
am going to see
C
shall see
D
is going to see
Slide 10 - Quizvraag
"Wait! I ______ the door". (close)
A
will close
B
am going to close
C
am closing
D
closed
Slide 11 - Quizvraag
Tina __________ (go) to Italy tomorrow morning at 3pm.
A
will go
B
is going to
C
is going
D
goes
Slide 12 - Quizvraag
What are prepositions?
A
voegwoorden
B
voorzetsels
C
lidwoorden
D
bijvoeglijke naamwoorden.
Slide 13 - Quizvraag
Prepositions of Time:
on (dagen / data) at (tijdstippen + feestdagen & weekend) in (dagdelen / jaren / maanden / seizoenen)
since (sinds) from ... to/until (van ... tot) within (binnen) for (voor
Slide 14 - Tekstslide
Prepositions of Place:
in (in) next to (naast) between (tussen) on (op) between (tussen) opposite (tegenover) behind (achter) near (dichtbij) above (boven) below (onder) by (bij) at (op/bij) in front of (voor) on the top of (bovenop) in front of (vooraan)