spelling werkw

Leerdoel van deze paragraaf 1.8 spelling
In deze paragraaf leer je:
• hoe je de stam en de ik-vorm van een werkwoord spelt;
• hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt;
• hoe je het begin en eind van zinnen maakt;
• acht dicteewoorden.
Leerdoelen van H 1.8 Spelling:
In deze paragraaf leer je:
• hoe je de stam en de ik-vorm van een werkwoord spelt;
• hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt;
• hoe je het begin en eind van zinnen maakt;
• acht dicteewoorden.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoel van deze paragraaf 1.8 spelling
In deze paragraaf leer je:
• hoe je de stam en de ik-vorm van een werkwoord spelt;
• hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt;
• hoe je het begin en eind van zinnen maakt;
• acht dicteewoorden.
Leerdoelen van H 1.8 Spelling:
In deze paragraaf leer je:
• hoe je de stam en de ik-vorm van een werkwoord spelt;
• hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt;
• hoe je het begin en eind van zinnen maakt;
• acht dicteewoorden.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
  • Ik weet wat de ik-vorm van een werkwoord is
  • Ik kan de ik-vorm van een werkwoord schrijven

Slide 2 - Tekstslide


  • Bij ik schrijf je de ik-vorm.
  • Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t.
  • Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord.

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdstuk 1.8 Spelling opdracht 2 tot en met 7 maken


Na 10 minuten bespreken we deze opdracht.

Eerder klaar? Ga dan verder met opdracht 9 tot en met 13.
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de ik-vorm van het werkwoord: slapen
A
Ik slaap
B
Ik slap

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de zij-vorm van het werkwoord: Knippen
A
Zij knip
B
Zij knipt

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de ik-vorm van het werkwoord
BUKKEN

A
Ik buk
B
Ik bukk
C
Ik bukt
D
Ik buuk

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de ik-vorm van het werkwoord
REIZEN?

A
Ik reiz
B
Ik reist
C
Ik reis
D
Ik reizt

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de ik-vorm van het werkwoord raken
A
rakk
B
rak
C
raak
D
raken

Slide 9 - Quizvraag

Wat heb je geleerd in deze les?
Ik heb geleerd...

Slide 10 - Open vraag