Lesboek, chromebook en etui op de hoek van je tafel
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1
In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
2.8 Spelling
Lesboek, chromebook en etui op de hoek van je tafel
Slide 1 - Tekstslide
Grammatica 2.7
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Geleerd
de woordsoorten zelfstandig naamwoord (zn), lidwoord (lw) en werkwoord (ww) benoemen
Slide 2 - Tekstslide
2.7 Grammatica
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leertekst Werkwoord (blz. 159)
Een werkwoord (ww) is een doe-woord. Het zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. Werkwoorden zijn bijvoorbeeld: kiezen, staan, moeten, opruimen, hebben. Deze vorm noemen we het hele werkwoord.
In een zin kan de vorm van het werkwoord veranderen.
• hele werkwoord: kiezen
• vormen van het werkwoord: kies, kiest, koos, kozen, gekozen
Slide 3 - Tekstslide
2.7 Grammatica even oefenen
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Je krijgt een werkblad met 5 zinnen.
Maak opdracht 1 van het werkblad: Vul de juiste woordsoorten in onder de zinnen.
• zelfstandig naamwoord (zn)
• lidwoord (lw)
• werkwoord (ww)
• bijvoeglijk naamwoord (bn)
Slide 4 - Tekstslide
2.8 Spelling Grammatica
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leertekst: Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (1) (blz.164)
In hoofdstuk 1 heb je geleerd hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijft.
In deze paragraaf is er extra aandacht voor werkwoorden waarvan de stam eindigt op -d of -t.
Bij d-werkwoorden eindigt de stam (en ik-vorm) op -d.
Bij jij en bij hij/zij/het komt er -t achter (ook al hoor je die niet).
Hier gelden dus dezelfde regels als bij alle andere werkwoorden.
Slide 5 - Tekstslide
2.8 Spelling Grammatica
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leertekst: Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (1) (blz. 164)
Bij d-werkwoorden eindigt de stam (en ik-vorm) op -d.
Bij jij en bij hij/zij/het komt er -t achter (ook al hoor je die niet).
Bijvoorbeeld:
hele ww: vinden leidenbranden
stam: vind leid brand
ik: vind leid brand
je/hij/zij/het: vindt leidt brandt
(vind jij) (leid jij) (brand jij)
wij: vinden leiden branden
Slide 6 - Tekstslide
2.8 Spelling Grammatica
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leertekst: Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (2) (blz. 164)
Bij t-werkwoorden eindigt de stam (en ik-vorm) op -t.
Bij jij en bij hij/zij/het komt er géén extra -t achter.
Bijvoorbeeld:
hele ww: zittenkarten praten
stam: zitt kart prat
ik: zit kart praat
je/hij/zij/het: zit kart praat
(zit jij) (kart jij) (praat jij)
wij: zitten karten praten
Slide 7 - Tekstslide
2.7 Grammatica - zelfstandig werken
Maak de opdrachten 3, 4 en 5 (blz. 164-165)
Maak opdracht 2 van het werkblad: noteer van de werkwoorden die tussen haakjes staan de pv in de tegenwoordige tijd.
Dit gaan we bespreken
Ben je klaar ga dan op je laptop naar: paragraaf 2.5 Woorden oefenen met 'Test jezelf' of paragraaf 2.7 Grammatica oefenen met 'test jezelf'.
Slide 8 - Tekstslide
2.7 Grammatica - huiswerk
Oefen de dicteewoorden op bladzijde 169
Slide 9 - Tekstslide
Deze week leer je:
hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt;