Grammatica 2 les 3: Onderwerp en lijdend voorwerp

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 7

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp

Slide 2 - Tekstslide

Doel:
  • Je ontdekt dat een werkwoord ‘rollen uitdeelt’,
      bijvoorbeeld aan het onderwerp en het lijdend voorwerp

  • Je kunt een onderwerp herkennen in een zin
  • Je kunt een lijdend voorwerp herkennen in een zin

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
Iemand bakt 
Iets groeit
Iemand slaapt
Iets verdwijnt
Iemand plukt
Iets mislukt

Slide 4 - Tekstslide

Blaffen: iets of iemand blaft

Slide 5 - Tekstslide

Iets of iemand heeft de hoofdrol!
Oma bakt
De boom groeit
De baby slaapt
Het konijn verdwijnt
Janneke plukt
Het plan mislukt

Slide 6 - Tekstslide

Oma bakt een taart

Slide 7 - Tekstslide

De hoofdrol is voor?
A
oma
B
een taart

Slide 8 - Quizvraag

Janneke plukt een bloem

Slide 9 - Tekstslide

De hoofdrol is voor?
A
een bloem
B
Janneke

Slide 10 - Quizvraag

De verpleger verzorgt de patiënt

Slide 11 - Tekstslide

De hoofdrol is voor?
A
de verpleger
B
de patiënt

Slide 12 - Quizvraag

De boze vrouw slaat de jongen

Slide 13 - Tekstslide

De hoofdrol is voor?
A
de boze vrouw
B
de jongen

Slide 14 - Quizvraag

Weet je het nog?

De eerste rol in de zin
(de hoofdrol) noemen we het onderwerp!

Onderwerp =
Wie of wat + persoonsvorm?



Slide 15 - Tekstslide

Het onderwerp in deze zin is...??

Slide 16 - Tekstslide

Het onderwerp in deze zin is?
A
kabouter Wesley
B
de wekker

Slide 17 - Quizvraag

De tweede rol in de zin!

Slide 18 - Tekstslide

Oma bakt een taart

Slide 19 - Tekstslide

De tweede rol is voor?
A
een taart
B
oma

Slide 20 - Quizvraag

Janneke plukt een bloem

Slide 21 - Tekstslide

De tweede rol is voor?
A
Janneke
B
een bloem

Slide 22 - Quizvraag

De verpleger verzorgt de patiënt

Slide 23 - Tekstslide

De tweede rol is voor?
A
de verpleger
B
de patiënt

Slide 24 - Quizvraag

De boze vrouw slaat de jongen

Slide 25 - Tekstslide

De tweede rol is voor?
A
de boze vrouw
B
de jongen

Slide 26 - Quizvraag

Om te onthouden!


De tweede rol in de zin
noemen we het lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp=
wie/wat + onderwerp + gezegde?

Slide 27 - Tekstslide

Iets of iemand heeft de tweede rol!
Oma bakt een taart
Janneke plukt bloemen
De verpleger verzorgt de patiënt
De boze vrouw slaat de jongen

Het werkwoord vraagt om een lijdend voorwerp!

Slide 28 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
  • Je vindt het lijdend voorwerp door antwoord te geven op de    vraag:  wie/wat + onderwerp + gezegde?

  • Niet in alle zinnen staat een lijdend voorwerp.                 Sommige werkwoorden hebben altijd een lijdend voorwerp   bij zich, sommige werkwoorden soms en sommige   werkwoorden nooit.

Slide 29 - Tekstslide

Wat moet je maken?
PLOT26

Grammatica 2
- Les 4: onderwerp
- Les 5: lijdend voorwerp

Succes!  

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide