2024_03_20: Indirecte rede en indirecte vraag (B2)

Indirecte rede en indirecte vraag
  • Ik kan uitleggen wat het inhoudelijke en grammaticale verschil is tussen de directe en indirecte rede en tussen een directe en indirecte vraag 
  • Ik kan de indirecte rede en vraag passend gebruiken tijdens het schrijven en spreken
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Indirecte rede en indirecte vraag
  • Ik kan uitleggen wat het inhoudelijke en grammaticale verschil is tussen de directe en indirecte rede en tussen een directe en indirecte vraag 
  • Ik kan de indirecte rede en vraag passend gebruiken tijdens het schrijven en spreken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiden
Bespreek in duo's: 

  • Wat is het verschil tussen de directe en indirecte rede? 
  • Waarom zou je de indirecte rede gebruiken in plaats van de directe rede? 
  • Welke verschillen zijn er in de zinsbouw? 
  • Wat is het verschil tussen een directe en indirecte vraag? 
  • Waarom zou je een vraag indirect stellen? 
  • Welke verschillen zijn er in de zinsbouw?


timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
Directe rede: Hij zal weer beter worden.
Indirecte rede: Wij hopen dat hij weer beter zal worden. 

Directe rede: De BCC heeft uitstel van betaling aangevraagd.
Indirecte rede: Ik heb vanochtend op het nieuws gehoord dat de BCC uitstel van betaling heeft aangevraagd.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
Directe vraag: Hoe laat komt de volgende bus?
Indirecte vraag: Weet jij misschien hoe laat de volgende bus komt?

Directe vraag: Welke planten kunnen goed tegen de zon? 
Indirecte vraag: Kunt u mij vertellen welke planten goed tegen de zon kunnen?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
Open vragen beginnen met een interrogatief (wie, wat, waar, wanneer, waarom, welk(e) ..., hoe, hoe laat, hoe vaak, etc.). 

Gesloten vragen beginnen met een verbum. Je kunt deze vragen beantwoorden met 'ja' of 'nee'.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
  • Directe open vragen hebben inversie. 

    Direct: Hoe laat is het? 

  • Indirecte open vragen hebben bijzin-structuur (subject - rest - verbum of verba). 

    Indirect: Weet jij hoe laat het is




Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
  • Directe gesloten vragen hebben ook inversie. Ze beginnen met een verbum. 

    Direct: Heb je de deur op slot gedaan?

  • Indirecte gesloten vragen hebben ook een bijzin-structuur. De verba staan aan het eind van de zin. Je gebruikt het voegwoord 'of'. 

    Indirect:
    Kun je je nog herinneren of je de deur op slot hebt gedaan

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
Een indirecte vraag is wat beleefder dan een directe vraag. 
Je kunt een indirecte vraag bijvoorbeeld beginnen met:

Weet jij (misschien) ... ?
Kunt u mij/ons vertellen ... ? 
Zouden jullie mij/ons kunnen vertellen ... ?
Kun je je (nog) herinneren ... ?
Mogen we (je/u/jullie) vragen ... ?
Graag wil ik weten ... 
Ik zou graag willen weten ...
Ik vroeg me af ... 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 1: Verander van direct naar indirect
Opdracht: Spreek in tweetallen. Schrijf niet. Op het werkblad staan acht zinnen in de directe rede. Er staan ook acht directe vragen op. Verander de zinnen naar de indirecte rede en de vragen naar indirecte vragen. 

Bespreek daarna in duo's de zinnen die jullie hebben geschreven. Als jullie twijfelen over een zin, kunnen jullie de docent om hulp vragen.



timer
20:00
Klaar? De finale blz. 269 en 270: oefening 39 en 41

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 2: Stel elkaar indirecte vragen
Opdracht: Werk in tweetallen aan oefening 40 op blz. 270 van De finale. 

Cursist A stelt de gegeven vraag als een indirecte vraag.
Cursist B geeft een kort antwoord. 

Als alle vragen besproken zijn, kan Cursist B beginnen met vraag 1. Door de opdracht te herhalen, maar nu in de andere rol, kun je prima nog eens oefenen.


timer
15:00
Klaar? De finale blz. 269 en 270: oefening 39 en 41

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugkijken
Huiswerk: Als je het nog lastig vindt, kun je thuis de opdrachten op het werkblad als schrijfopdracht maken.

Opdracht:
Schrijf een indirecte vraag of twee indirecte vragen die je deze week aan iemand gaat stellen. 

Slide 11 - Tekstslide

Terukijken: 10 min.

Deze twee indirecte vragen ga ik deze week stellen:

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies