Oefenexamen 1 Economie 4 VMBO BBL

Oefenexamen economie 
4 VMBO BBL

Dit examen bestaat uit 36 vragen.
Voor dit examen zijn maximaal 46 punten te behalen.
Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. 
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Oefenexamen economie 
4 VMBO BBL

Dit examen bestaat uit 36 vragen.
Voor dit examen zijn maximaal 46 punten te behalen.
Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. 

Slide 1 - Tekstslide

Minispeaker 

Slide 2 - Tekstslide

Lisa en Valentino zien op televisie een uitzending van het consumentenprogramma Kassa over minispeakers.
Kassa is een consumentenprogramma dat producten test en producten met elkaar vergelijkt.

Noem een consumentenorganisatie die ook producten test en producten met elkaar vergelijkt.

Slide 3 - Open vraag

Lisa en Valentino vertrouwen de testuitslagen van Kassa.

Lisa: “Consumentenorganisaties doen onderzoek naar de prijs en de kwaliteit van producten. Op basis daarvan geven ze onafhankelijke informatie en advies”.

Valentino: “Consumentenorganisaties houden zich niet alleen bezig met het testen van producten. Ze informeren ook over mogelijke gevolgen voor het milieu”.

Wat geldt voor deze beweringen?
A
Alleen Lisa heeft gelijk.
B
Alleen Valentino heeft gelijk.
C
Beiden hebben gelijk.
D
Beiden hebben ongelijk.

Slide 4 - Quizvraag

Lisa en Valentino bekijken de testresultaten.

Welke twee minispeakers komen het SLECHTST uit deze test?

Slide 5 - Open vraag

Valentino wil een minispeaker met de volgende eigenschappen:
- niet duurder dan € 50
- een accutijd van minimaal vier uur
- een testcijfer van minimaal 8,5

Welke speaker kan Valentino het best kiezen?

A
House of Marley Chant Mini
B
JAM HX-P240 Plus
C
JBL Clip
D
Logitech X100

Slide 6 - Quizvraag

Valentino ziet op internet een aanbieding van een  minispeaker die
vergelijkbaar is met zijn keuze uit de test. 

Op de speaker zit een jaar  garantie. 
De garantie kan tot drie jaar worden verlengd als Valentino een
bijbetaling van 15% op de prijs uit de aanbieding doet. 

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel moet Valentino betalen voor deze minispeaker uit de aanbieding als hij kiest voor de extra lange garantie?

Schrijf je berekening op en rond af op twee decimalen.

Slide 8 - Open vraag

Valentino besluit de minispeaker van de aanbieding te kopen, maar hij twijfelt over het nut van het bijkopen van extra lange garantie.

Noteer een argument voor en een argument tegen het
bijkopen van extra lange garantie.

Slide 9 - Open vraag

Made in Europe

Slide 10 - Tekstslide

Chinese fabrikanten produceren
zonnepanelen. Deze worden onder andere 
geëxporteerd naar landen binnen de
Europese Unie (EU). 

Slide 11 - Tekstslide

Chinese fabrikanten bieden zonnepanelen aan onder de kostprijs op de Europese markt. Europese fabrikanten van zonnepanelen eisen dat de EU maatregelen hiertegen neemt. Maak de volgende zinnen kloppend door de juiste woorden te kiezen. Kies daarbij uit de woorden die tussen haakjes staan.

Als Europese bedrijven en consumenten voor zonnepanelen uit China kiezen, zal de …(1)… (export / import) door Europa stijgen. Omdat Nederland een …(2)… (gesloten / open) economie is, worden ook op de Nederlandse markt Chinese zonnepanelen aangeboden.

Slide 12 - Open vraag

Geef van elk van de volgende stellingen aan of deze juist of onjuist is.

Door invoerrechten te heffen op producten van buiten
de EU worden Europese producten in Europa
goedkoper.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Geef van elk van de volgende stellingen aan of deze juist of onjuist is.

Door invoerrechten te heffen op producten van buiten
de EU worden Europese bedrijven beschermd tegen
concurrenten van buiten de EU.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Geef van elk van de volgende stellingen aan of deze juist of onjuist is.

Invoerrechten bepalen hoeveel goederen maximaal
mogen worden ingevoerd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Jan Kozijn uit Nederland wil zonnepanelen aanschaffen die in Europa zijn geproduceerd.
Hij gaat de Nederlandse prijzen van zonnepanelen vergelijken met die uit België en Duitsland.
Deze landen zijn alle drie lid van de Europese Monetaire Unie (EMU).

Stelling I: Alle EMU-landen zijn lid van de EU.
Stelling II: De EU vertegenwoordigt alle landen van Oost- en West-Europa.

Wat geldt voor deze stellingen?
A
Alleen stelling I is juist.
B
Alleen stelling II is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 16 - Quizvraag

Jan Kozijn koopt 20 zonnepanelen tegen de voordeligste hoeveelheidprijscombinatie. Omdat de overheid de aanschaf van zonnepanelen wil stimuleren, kan Jan de btw terugkrijgen.

Hoeveel hebben de 20 zonnepanelen gekost exclusief btw? Schrijf je berekening op en rond af op 2 decimalen.

Slide 17 - Open vraag

Chinese fabrikanten verplaatsen steeds meer de productie naar landen
zoals India en Vietnam.

Noem een reden voor het verplaatsen van de productie naar deze landen.

Slide 18 - Open vraag

Arbeidsmarkt

Slide 19 - Tekstslide

Robert en Wendy (allebei 20 jaar) zijn net klaar met hun mbo-opleiding.
Zij hebben een gesprek over hun kansen op de arbeidsmarkt.

Geef van elk van de volgende stellingen aan of deze juist of onjuist is.


De arbeidsmarkt is het geheel van de vraag naar arbeid
en het aanbod van arbeid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Robert en Wendy (allebei 20 jaar) zijn net klaar met hun mbo-opleiding.
Zij hebben een gesprek over hun kansen op de arbeidsmarkt.

Als het aanbod van arbeid groter is dan de vraag naar
arbeid is er sprake van werkloosheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Robert en Wendy (allebei 20 jaar) zijn net klaar met hun mbo-opleiding.
Zij hebben een gesprek over hun kansen op de arbeidsmarkt.

Structurele werkloosheid ontstaat als bedrijven arbeid
vervangen door machines.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Robert werkt vijftien uur per week bij een supermarkt.
Wendy werkt vijftien uur per week als vrijwilliger bij de kinderopvang.
Wendy is voorlopig niet beschikbaar voor een betaalde baan.

stelling I: Robert behoort tot de beroepsbevolking.
stelling II: Wendy behoort tot de groep verborgen werklozen.

Wat geldt voor deze stellingen?
A
Alleen stelling I is juist.
B
Alleen stelling II is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 23 - Quizvraag

Wendy doet vrijwilligerswerk.

Noem twee motieven voor het verrichten van onbetaald werk.

Slide 24 - Open vraag

Volgens Robert maken nieuwe technieken, zoals robots, massaproductie mogelijk. Dit kan uiteindelijk nieuwe banen opleveren.
Hiernaast staan zes verschijnselen.
Zet deze in de juiste volgorde, zodat een economisch logische redenering ontstaat.
1 - … - 2 - … - … - 6

Slide 25 - Open vraag

In 2014 bedroeg het aantal verkochte robots wereldwijd 205.000.

Met hoeveel procent zijn de robotverkopen wereldwijd toegenomen in
2014 ten opzichte van 2012?
A
met 21,2%
B
met 28,1%
C
met 35,6%
D
met 78%

Slide 26 - Quizvraag

Voor de meeste beroepen is een opleiding nodig (geschoold werk). Voor
sommige beroepen is geen opleiding nodig (ongeschoold werk).
Geef bij elk beroep aan of het geschoold of ongeschoold werk is.

boekhouder
A
Geschoold
B
Ongeschoold

Slide 27 - Quizvraag

Voor de meeste beroepen is een opleiding nodig (geschoold werk). Voor
sommige beroepen is geen opleiding nodig (ongeschoold werk).
Geef bij elk beroep aan of het geschoold of ongeschoold werk is.

vakkenvuller
A
Geschoold
B
Ongeschoold

Slide 28 - Quizvraag

Voor de meeste beroepen is een opleiding nodig (geschoold werk). Voor
sommige beroepen is geen opleiding nodig (ongeschoold werk).
Geef bij elk beroep aan of het geschoold of ongeschoold werk is.

verpleegkundige
A
Geschoold
B
Ongeschoold

Slide 29 - Quizvraag

Voor de meeste beroepen is een opleiding nodig (geschoold werk). Voor
sommige beroepen is geen opleiding nodig (ongeschoold werk).
Geef bij elk beroep aan of het geschoold of ongeschoold werk is.

vrachtwagenchauffeur
A
Geschoold
B
Ongeschoold

Slide 30 - Quizvraag

Voor de meeste beroepen is een opleiding nodig (geschoold werk). Voor
sommige beroepen is geen opleiding nodig (ongeschoold werk).
Geef bij elk beroep aan of het geschoold of ongeschoold werk is.

inpakker
A
Geschoold
B
Ongeschoold

Slide 31 - Quizvraag

De scooter van Manon

Slide 32 - Tekstslide

Manon heeft een bijbaantje bij een supermarkt. Het geld dat ze hiermee
verdient, spaart zij om later een scooter te kunnen kopen. Haar moeder
heeft ook geld gespaard. “Je weet nooit waarvoor je het nodig hebt”, zegt
haar moeder.

Van welke twee spaarmotieven is hier sprake?
A
van sparen voor een doel en sparen voor de rente
B
van sparen voor een doel en sparen uit voorzorg
C
van sparen voor de rente en sparen uit voorzorg

Slide 33 - Quizvraag

Manon besteedt per maand 40% van haar uitgaven aan uitgaan en in de schoolkantine. Ze besteedt 10% van haar uitgaven aan de afbetaling van haar smartphone.
Bereken de ontbrekende bedragen in de begroting van Manon.

Schrijf je berekeningen op.

Slide 34 - Open vraag

Manon gaat elke dinsdag 2 uur extra werken bij de supermarkt.
Ze verdient € 3,75 per uur.

Hoeveel verdient Manon extra per maand? Schrijf je berekening op en
rond af op twee decimalen.

Slide 35 - Open vraag

Manon kan ook bezuinigen op haar uitgaven om een scooter te kunnen kopen. Ze kan alleen niet onmiddellijk op alle uitgaven bezuinigen. Geef van elk van de volgende uitgaven aan of Manon daar wel of niet onmiddellijk op kan bezuinigen.

- make-up, kleding, uitgaan en schoolkantine, afbetaling smartphone, cadeaus

Slide 36 - Open vraag

Manon heeft inmiddels € 200 gespaard. Nu ze extra gaat werken, kan ze
per maand in totaal € 67,50 sparen.
De scooter die Manon wil kopen kost € 1.350.

Hoeveel hele maanden moet Manon nog sparen om de scooter te kunnen
kopen?
A
17 maanden
B
18 maanden
C
20 maanden

Slide 37 - Quizvraag

De scooter die Manon graag wil hebben, is nu in de aanbieding. 
Als ze de
scooter nu koopt, kost hij € 1.150 in plaats van € 1.350.

Slide 38 - Tekstslide

Manon kan de scooter op afbetaling kopen. Ze gebruikt haar volledige
spaargeld als aanbetaling. Dan moet zij nog 24 maanden € 42,50 per maand betalen.
Hoeveel gaat Manon in totaal voor de scooter betalen als ze deze op
afbetaling koopt? Schrijf je berekening op.

Slide 39 - Open vraag

Tim, Manon’s broer, vindt dat ze de scooter uit de aanbieding op
afbetaling moet kopen. Manon spaart liever voor de scooter.

Geef een argument voor de mening van Tim.

Slide 40 - Open vraag

Licht en water in ontwikkelingslanden

Slide 41 - Tekstslide

Een Nederlands bedrijf heeft ledlampen ontwikkeld die op zonne-energie werken. In Tanzania is het om zes uur ’s avonds al donker. Met lampen op zonne-energie wordt het mogelijk gemaakt dat kinderen in Tanzania ’s avonds hun huiswerk kunnen maken. Met deze scholing maken ze later meer kans op een baan. Hiernaast staan vijf verschijnselen. Zet deze in de juiste volgorde.

Slide 42 - Open vraag

Een ander Nederlands bedrijf maakt voor Tanzania elektrische waterpompen die op zonne-energie werken. Deze waterpompen leveren stromend water, wat zorgt voor meer hygiëne en betere gezondheidszorg. Een slechte gezondheidszorg is een van de kenmerken van een
ontwikkelingsland.

Geef van elk van de volgende stellingen aan of deze juist of onjuist is.

Armoede is een oorzaak én een gevolg van economische onderontwikkeling.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 43 - Quizvraag

Een ander Nederlands bedrijf maakt voor Tanzania elektrische waterpompen die op zonne-energie werken. Deze waterpompen leveren stromend water, wat zorgt voor meer hygiëne en betere gezondheidszorg. Een slechte gezondheidszorg is een van de kenmerken van een
ontwikkelingsland.

Geef van elk van de volgende stellingen aan of deze juist of onjuist is.

Een langzame bevolkingsgroei is een kenmerk van ontwikkelingslanden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 44 - Quizvraag

Een ander Nederlands bedrijf maakt voor Tanzania elektrische waterpompen die op zonne-energie werken. Deze waterpompen leveren stromend water, wat zorgt voor meer hygiëne en betere gezondheidszorg. Een slechte gezondheidszorg is een van de kenmerken van een
ontwikkelingsland.

Geef van elk van de volgende stellingen aan of deze juist of onjuist is.

Beperkte technische kennis is een kenmerk van ontwikkelingslanden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 45 - Quizvraag

Ook de landbouw profiteert van de elektrische waterpompen.
Maak de volgende zinnen kloppend door de juiste woorden te kiezen. Kies daarbij uit de woorden die tussen haakjes staan.
Door het gebruik van de elektrische waterpompen hebben de boeren …(1)… (meer / minder) tijd voor werken op het land, omdat ze het water niet met de hand hoeven op te pompen. De arbeidsproductiviteit van de boeren kan hierdoor …(2)… (dalen / stijgen).

Slide 46 - Open vraag

Veel rijke landen treffen maatregelen tegen de invoer van producten uit landen als Tanzania.
Kies daarbij uit de woorden die tussen haakjes staan.
Door gebruik te maken van …(1)... (contingentering / invoerrechten) laten de rijke landen maar een beperkte hoeveelheid producten toe uit Tanzania. Bovendien maken de rijke landen bij de handel in tabak en thee gebruik van invoerrechten. Door deze laatste maatregel wordt de import van tabak en thee uit Tanzania …(2)... (duurder / goedkoper) in de rijke landen.

Slide 47 - Open vraag