In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Pas op met aubergines
Slide 1 - Tekstslide
Lees de tekst, markeer per alinea 1 of 2 kernzinnen en noteer hieronder woorden die je niet kent (max. 3)
Slide 2 - Open vraag
Hoe wordt het onderwerp van de tekst NIET geïntroduceerd in alinea 1?
A
de aanleiding voor het onderwerp
B
een samenvatting van het onderwerp
C
een vraag bij het onderwerp
D
voorbeelden bij het onderwerp
Slide 3 - Quizvraag
Welk deelonderwerp hebben alinea 2 en alinea 3 gemeenschappelijk?
A
emojigebruik in verschillende landen
B
jaarlijkse verschillen in emojigebruik
C
originele emoji
D
populaire emoji
Slide 4 - Quizvraag
Lees regels 90 tot en met 96. Welke twee zaken worden in deze zinnen tegenover elkaar gezet? Vul aan: Aan de ene kant ....................., maar aan de andere kant .......................
Slide 5 - Open vraag
Welke woordgroep in alinea 7 heeft ongeveer dezelfde betekenis als het woord 'ambigue' (regel 112) in alinea 8?
Slide 6 - Open vraag
Citeer de zin uit alinea 9 die duidelijk maakt welke gevolgen het heeft als mensen emoticons of emoji gebruiken in zakelijke e-mails.
Slide 7 - Open vraag
Alinea 9 is het slot van deze tekst. Welke functie heeft het slot van deze tekst? Het slot
A
beschrijft een toekomstverwachting
B
bevat nieuwe informatie
C
geeft een samenvatting
D
trekt een conclusie
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het hoofdonderwerp van deze tekst?
A
adviezen voor emojigebruik
B
functies van emoji
C
emoji als communicatiemiddel
D
misverstanden door emoji
Slide 9 - Quizvraag
Wat heb je geleerd van deze tekst? Noteer in 1 zin.
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Geef twee redenen waarom bijbaantjes voor scholieren nuttig zijn
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
Stel jezelf voor met naam, klas en school
Slide 15 - Open vraag
Hoe vraag je om een spoedig antwoord?
Slide 16 - Open vraag
Hoe sluit je een e-mail af?
Slide 17 - Open vraag
Je hebt iemand uitgenodigd voor een gastles. Hoe doe je een voorstel voor de plaats, de datum en het tijdstip?