1km woordenschat H3 les 2

timer
1:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
  • Opening/welkom
  • Stil lezen
  • Nakijken opdracht 1 blz. 97
  • Uitleg theorie
  • Mk. opdracht 4 t/m 7
  • Interactieve opdracht

Slide 2 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Welk woord is een signaalwoord voor een voorbeeld?
A
dus
B
maar
C
vervolgens
D
zoals

Slide 6 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen bij een voorbeeld?

Slide 7 - Woordweb

Nakijken opdracht 2 blz. 97-98
Verbeter je antwoorden heel precies.
Opdracht 2 moet je leren voor de toets.
blz. 34 antwoordenboekje

Maken opdracht 3 t/m 7 
Bij opdracht 6: kies 3 woorden/gezegdes





























































Ik ga direct aan het werk en  blijf aan
het werk.


Als ik een vraag heb, stel ik
die FLUISTEREND aan mijn
docent
.







timer
20:00

Slide 8 - Tekstslide

Maak opdr. 3 t/m 7 blz. 98-99
Kijk goed wat je moet doen.
Ga direct aan de slag en blijf aan het werk.
opdracht 7: alleen het voorbeeld


Klaar? Quizlet (ELO)of stil lezen: boek of site  www.sevendays.nl
of
www.nos.nl of www.ad.nl  of www.nu.nl




















































Ik ga direct aan het werk en  blijf aan
het werk.


Als ik een vraag heb, stel ik
die FLUISTEREND aan mijn
docent
.







timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

Maak met het volgende woord een zin. In de zin moet de betekenis van het woord of de woorden duidelijk worden. Je mag de vorm van woorden veranderen.
- je hoofd breken over -

Slide 10 - Open vraag

Maak met het volgende woord een zin. In de zin moet de betekenis van het woord of de woorden duidelijk worden. Je mag de vorm van woorden veranderen.
- deel uitmaken van -

Slide 11 - Open vraag

Maak met het volgende woord een zin. In de zin moet de betekenis van het woord of de woorden duidelijk worden. Je mag de vorm van woorden veranderen.
- bevatten -

Slide 12 - Open vraag

Maak met het volgende woord een zin. In de zin moet de betekenis van het woord of de woorden duidelijk worden. Je mag de vorm van woorden veranderen.
- met het blote oog -

Slide 13 - Open vraag

Maak met het volgende woord een zin. In de zin moet de betekenis van het woord of de woorden duidelijk worden. Je mag de vorm van woorden veranderen.
- kracht verliezen -

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide